Wat gebeurt er na een echtscheiding als één van de echtgenoten dertig jaar lang het huishouden en de zorg voor de kinderen op zich heeft genomen? Die vraag stond centraal in een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland eerder dit jaar waarin een vrouw een vergoeding vroeg op grond van artikel 49 van de Mudawwana voor de gezamenlijke woning waarin alleen de man financieel had geïnvesteerd.
Opvallend is dat de Nederlandse rechter dit artikel toepaste op gezamenlijk vermogen en daarbij huishoudelijke taken als grondslag accepteerde. Daarmee lijkt de Nederlandse interpretatie verder te reiken dan wat in de Marokkaanse rechtspraktijk gebruikelijk is.
1. De feiten
Het betrof een echtpaar dat in 1988 op het Marokkaans consulaat in Nederland trouwde. Het echtpaar was ruim dertig jaar gehuwd. Het huwelijk kende een traditionele rolverdeling: de man werkte, terwijl de vrouw voor de kinderen en het huishouden zorgde.
Tijdens het huwelijk kochten zij samen een woning, mede gefinancierd met een gezamenlijke hypotheek. Ook openden zij een gezamenlijke spaardeelrekening waarop beiden geld konden storten en opnemen. Hiermee heeft de man tijdens het huwelijk onroerend goed in Marokko aangeschaft.
In 2019 vroeg de vrouw de echtscheiding aan. De rechter besliste destijds over de verdeling van de inboedel en de schulden, maar niet over de verdeling van de woning en de spaartegoeden.
2. Standpunten van partijen
2.1. Standpunt vrouw
De vrouw startte een nieuwe procedure. Zij vorderde de verdeling van de gezamenlijke woning, waarbij zij aanspraak maakte op de helft van de overwaarde. Zij stelde zich op het standpunt dat de man de woning mocht overnemen, maar als hij daartoe niet in staat zou zijn, moest de woning volgens haar worden verkocht. Daarnaast vorderde de vrouw de helft van het saldo van de spaardeelrekening en de helft van de waarde van de woningen in Marokko die zijn aangeschaft met het gezamenlijk spaargeld.
De vrouw verwees naar verschillende juridische regimes voor haar vorderingen. Wat betreft de verdeling van de woning stelde de vrouw dat Nederlands recht van toepassing was. Zij verwees naar artikel 10:127 lid 1 BW, waarin staat dat het goederenrechtelijke regime met betrekking tot een zaak wordt beheerst door het recht van het land waar die zaak zich bevindt. Omdat de woning in Nederland is gelegen, zou dus Nederlands recht van toepassing zijn.
Daarnaast wees zij op een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 maart 2023. In die zaak oordeelde het hof dat door het gezamenlijk kopen van een woning in Nederland, tussen de echtgenoten een beperkte gemeenschap was ontstaan naar Nederlands recht. Volgens de vrouw betekende dit dat ook bij een huwelijk waarop Marokkaans huwelijksvermogensrecht van toepassing is, de in Nederland gelegen woning volgens Nederlands recht kon worden verdeeld.
Voor haar overige vorderingen, waaronder de aanspraken op de spaardeelrekening en de woningen in Marokko, beriep de vrouw zich op artikel 49 Mudawwana. Volgens haar bood dit artikel een grondslag voor een vergoeding uit het gezamenlijk vermogen, vanwege de huishoudelijke taken die zij gedurende het huwelijk had verricht.
Lees ook: ‘Wat is de Mudawwana en voor wie geldt deze wet?’
2.2. Standpunt man
De man stelde dat hij tijdens het huwelijk alle lasten had gedragen, voor een totaalbedrag van €271.625,11. Volgens hem moest de vrouw de helft van deze kosten aan hem terugbetalen. Hij beriep zich in dat kader op artikel 969 van de Marokkaanse Code des Obligations et des Contrats (DOC), waarin staat dat mede-eigenaars verplicht zijn om naar rato van hun aandeel bij te dragen aan de gemeenschappelijke lasten. De man wilde dit bedrag vervolgens verrekenen met het aandeel van de vrouw in de woning.
Ook stelde hij dat artikel 49 Mudawwana niet van toepassing is op de verdeling van gezamenlijk vermogen en dat huishoudelijke taken daar in elk geval geen grond voor kunnen vormen.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Toepasselijk recht
De rechtbank moest eerst vaststellen welk recht op het huwelijksvermogensregime van toepassing was. Partijen zijn in 1988 gehuwd. De rechtbank volgde daarom de zogenaamde ‘aanknopingsladder’ uit het Chelouche/Van Leer-arrest (HR 10 december 1976, ECLI:NL:HR:1976:AE1063):
- Rechtskeuze: is er een rechtskeuze gemaakt?
- Nationaliteit: zo niet, hebben partijen een gemeenschappelijke nationaliteit?
- Huwelijksdomicilie: zo niet, waar bevond zich het eerste huwelijksdomicilie?
Omdat er geen rechtskeuze was gemaakt en beide echtgenoten de Marokkaanse nationaliteit bezaten, oordeelde de rechtbank dat het Marokkaanse recht van toepassing is.
Het beroep van de vrouw op Nederlands recht werd afgewezen. Artikel 10:127 BW ziet volgens de rechtbank enkel op de goederenrechtelijke overdracht van een zaak, niet op de verdeling van het huwelijksvermogen. Ook volgens de literatuur beperkt artikel 10:127 BW zich tot het goederenrechtelijk regime in strikte zin.
Lees ook: ‘Wat gebeurt er met de Marokkaanse woning bij echtscheiding?’
3.2. Toepassing artikel 49 Mudawwana
Artikel 49 Mudawwana bepaalt dat tijdens het huwelijk geen gemeenschappelijk vermogen ontstaat, tenzij de echtgenoten bij akte iets anders overeenkomen. Bij het ontbreken van zo’n akte kan een echtgenoot wel een vergoeding vorderen uit het privévermogen van de andere echtgenoot, op basis van door hem of haar verrichte werkzaamheden tijdens het huwelijk.
3.2.1. Artikel 49 Mudawwana ook bij gezamenlijk vermogen?
De man stelde dat huishoudelijke taken en zorgtaken volgens Marokkaanse rechtspraak geen grond opleveren voor een vergoeding. De rechtbank volgde deze visie niet. Hoewel artikel 49 Mudawwana traditioneel wordt toegepast bij vorderingen op het privévermogen van de andere echtgenoot, oordeelde de rechtbank dat het artikel ook van toepassing kan zijn op de verdeling van gezamenlijke vermogensbestanddelen.
3.2.2. Huishoudelijke bijdrage als basis voor aanspraak op vermogensaanwas
De vrouw stelde dat zij dertig jaar was gehuwd in een traditioneel huwelijk, waarin zij verantwoordelijk was voor de opvoeding van drie kinderen en de huishoudelijke taken. Deze rolverdeling stelde de man in staat om inkomen te verwerven en vermogen op te bouwen. De rechtbank achtte deze stellingen voldoende onderbouwd en kende de vordering toe.
3.2.3. Geen geldelijke inbreng, toch aanspraak op helft overwaarde woning
De rechtbank bepaalde dat de man in eerste instantie de woning mag overnemen tegen een marktwaarde die nog moet worden vastgesteld. De vrouw heeft daarbij recht op de helft van de overwaarde van de woning. Omdat zij tijdens het huwelijk niet heeft bijgedragen aan de eigenaarslasten, moest zij op grond van artikel 969 DOC een bedrag van €94.994,20 aan de man vergoeden.
Tegelijkertijd kende de rechtbank de vrouw op basis van artikel 49 van de Mudawwana een vergoeding van hetzelfde bedrag toe. Deze vergoeding was gebaseerd op de conclusie dat haar huishoudelijke inspanningen tijdens het langdurige huwelijk, waaronder de zorg voor het gezin, in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de vermogensaanwas van de man. Beide bedragen zijn met elkaar verrekend.
Kortom, hoewel alleen de man financieel heeft bijgedragen aan de woning, oordeelde de rechtbank dat de vrouw op grond van haar niet-financiële bijdragen alsnog recht heeft op de helft van de overwaarde.
4. Conclusie
De besproken uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland werpt nieuw licht op de toepassing van artikel 49 van de Mudawwana in Nederland. Dit artikel biedt oorspronkelijk een grondslag voor een vergoeding aan een echtgenoot na echtscheiding, wanneer deze tijdens het huwelijk heeft bijgedragen aan de vermogensvorming van de ander. Die bijdrage kan zowel financieel als niet-financieel van aard zijn.
4.1. Nederlandse interpretatie: ruimte voor huishoudelijke bijdragen
In de Nederlandse rechtspraak is de laatste jaren een ruime uitleg van artikel 49 Mudawwana ontstaan. Daarbij wordt erkend dat ook huishoudelijke werkzaamheden en zorgtaken, zoals opvoeding van kinderen en het draaiende houden van het huishouden, onder omstandigheden kunnen leiden tot een vergoeding. Deze benadering is mede gebaseerd op Nederlandse interpretatiestandaarden, zoals uiteengezet in onder meer de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 maart 2017.
4.2. Scherp contrast met Marokkaanse rechtspraktijk
Toch staat deze uitleg niet zonder kritiek. Volgens diverse gespecialiseerde advocaten wijkt de Nederlandse interpretatie aanzienlijk af van de Marokkaanse rechtspraktijk. In Marokko wordt artikel 49 traditioneel restrictiever toegepast: enkel concrete financiële bijdragen of zakelijke investeringen komen in aanmerking voor vergoeding. Huishoudelijke taken worden doorgaans niet als grondslag erkend. Dat blijkt ook uit een recent Marokkaans wetsvoorstel dat expliciet wél ruimte wil bieden voor deze bredere toepassing, iets wat op zichzelf aantoont dat deze interpretatie tot nu toe noch wet noch praktijk was.
4.3. Uitbreiding naar gezamenlijk vermogen: een stap te ver?
De rechtbank Midden-Nederland ging in de besproken uitspraak zelfs verder dan eerdere rechtspraak. Zij paste artikel 49 Mudawwana niet alleen toe op privévermogensbestanddelen, maar ook op de verdeling van een gezamenlijk goed, in dit geval de gezamenlijke woning. Deze benadering roept vragen op, aangezien het Marokkaanse recht voor de verdeling van gezamenlijk eigendom al een specifiek kader biedt via artikel 978 DOC. Hierin staat onder meer dat ieder moment om verdeling kan worden verzocht en dat gemaakte kosten kunnen worden verrekend (artikel 968 lid 3 DOC). Het gebruik van artikel 49 in deze context lijkt dus juridisch niet noodzakelijk en mogelijk zelfs onjuist.
4.4. Vergoeding gelijk aan vordering: onvoldoende gemotiveerd
Ook over de wijze waarop de rechtbank de hoogte van de vergoeding vaststelt, kan discussie ontstaan. De rechtbank kende de vrouw een vergoeding toe die exact gelijk was aan het bedrag dat zij aan de man moest betalen wegens haar aandeel in de eigenaarslasten. Hierdoor is per saldo niets verschuldigd. Hoewel het denkbaar is dat beide bedragen elkaar benaderen, had de rechtbank moeten onderbouwen waarom deze exact aan elkaar gelijk zijn. Nu lijkt het alsof beide posten zonder nadere analyse tegen elkaar zijn weggestreept, wat de motiveringsplicht ondergraaft.
4.5. Noodzaak tot uniformiteit: de rol voor de Hoge Raad
Gelet op de groeiende relevantie van artikel 49 Mudawwana in de rechtspluralistische context van het Nederlandse familierecht, zijn rechtszekerheid en uniformiteit essentieel. De Hoge Raad heeft formeel beperkte ruimte om inhoudelijk te toetsen aan vreemd recht (artikel 79 lid 1 sub b Wet RO). Toch laat de jurisprudentie zien dat marginale toetsing wél mogelijk is, mits gebaseerd op motiveringsgebreken (sub a). In de literatuur wordt dit ook erkend als een indirecte inhoudelijke toetsing (vgl. Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2015/125).
Een richtinggevende uitspraak van de Hoge Raad over de reikwijdte van artikel 49 Mudawwana binnen de Nederlandse rechtsorde zou welkom zijn. Het wachten is op een rechtszoekende die bereid is zijn zaak tot aan de hoogste rechter voor te leggen.
Meer informatie of hulp nodig?
Wat zijn de kosten?
Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.
