Moet ik partneralimentatie blijven betalen als mijn ex samenwoont?

Na een echtscheiding of ontbinding van een geregistreerd partnerschap kan sprake zijn van een verplichting tot het betalen van partneralimentatie. Deze plicht komt echter tot een einde wanneer de alimentatiegerechtigde met een ander gaat samenwonen alsof zij gehuwd zijn. Bewijzen dat aan deze voorwaarden is voldaan, is meestal geen eenvoudige opgave voor de alimentatieplichtige die wordt geconfronteerd met meerdere (bewijs)hobbels. In dit blog bespreken we aan de hand van een recente uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden wat moet worden verstaan onder “samenwonen als ware zij gehuwd”. Voorts zal ook worden stilgestaan bij de betekenis van een islamitisch huwelijk in dit kader.

1. Partneralimentatie

Partneralimentatie is een (verplichte) bijdrage in de kosten van levensonderhoud van een ex-echtgenoot (zie: art. 1:156-1:160 BW) of een ex-partner (zie: art. 1:80e lid 1 BW) en vindt haar grondslag in de lotsverbondenheid die door het sluiten van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap ontstaat.

Hoewel de wettelijke regels van partneralimentatie voor ex-samenwoners niet gelden, kunnen zij wel in onderling overleg een regeling treffen. Het staat ex-samenwoners namelijk vrij om in een samenlevingsovereenkomst of een andersoortige overeenkomst afspraken te maken over de verschuldigdheid van partneralimentatie bij een (eventuele) verbreking van de relatie.

Lees ook: De vaststelling van partneralimentatie door de rechter

Lees ook: Hoe wordt partneralimentatie berekend?

2. Einde alimentatieplicht

De plicht tot het betalen van partneralimentatie is niet oneindig en kan op verschillende manieren tot een einde komen. Zo kan deze plicht eindigen door de dood van de betalende persoon, maar ook wanneer de maximaal door de rechter vastgestelde duur van de alimentatietermijn is verstreken (zie: art. 1:157 jo. 1:80e BW) of wanneer de alimentatiegerechtigde zelf in het eigen levensonderhoud kan voorzien, maar bijvoorbeeld ook wanneer de alimentatiegerechtigde zijn recht op partneralimentatie verspeelt door grievend gedrag.

Verder eindigt de alimentatieplicht indien de alimentatiegerechtigde opnieuw in het huwelijk treedt dan wel een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenleven met een ander als ware zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren (art. 1:160 BW). Deze laatste grond voor beëindiging van de partneralimentatieverplichting zal in dit blog centraal staan.

Lees ook: Geen partneralimentatie bij grievend gedrag?

Lees ook: Beschuldiging van kindermisbruik: geen partneralimentatie

Lees ook: Wijziging per 1 januari 2020: partneralimentatie van 12 naar 5 jaar

3. Artikel 1:160 BW

Een nieuw huwelijk of geregistreerd partnerschap is vrij eenvoudig aan te tonen en wordt doorgaans ook niet ontkend. Het samenwonen met een ander als ware zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren is echter een stuk ingewikkelder en is daardoor regelmatig onderwerp van discussie. Om deze reden zal in dit blog worden getracht om meer duidelijkheid te verschaffen omtrent de voorwaarden voor het criterium “samenwonen als waren zij gehuwd”, welke voorwaarden ook gelden voor het samenwonen als hadden zij hun partnerschap laten registreren. In het verlengde hiervan zal tevens een recente uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden worden besproken waarin de voorwaarden voor het “samenwonen als ware zij gehuwd” puntsgewijs aan de orde komen.

3.1. Voorwaarden “samenwonen als waren zij gehuwd”

Uit de rechtspraak blijkt dat het enkele samenwonen met een ander onvoldoende is voor het doen eindigen van de alimentatieplicht. Er dient immers aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan alvorens men kan spreken van “samenwonen met een ander als ware zij gehuwd”. Deze voorwaarden luiden als volgt:

  1. Tussen de betrokkenen bestaat een affectieve relatie van duurzame aard.
  2. Deze affectieve relatie brengt met zich mee dat zij elkaar wederzijds verzorgen.
  3. De betrokkenen wonen samen met elkaar.
  4. De betrokkenen voeren een gemeenschappelijke huishouding.

 3.2. Restrictieve toepassing artikel 1:160 BW

Het uitzonderlijke en onherroepelijke karakter van de in artikel 1:160 BW besloten liggende sanctie vergt dat deze bepaling restrictief wordt uitgelegd. Dit brengt mee dat door rechters niet snel wordt aangenomen dat is voldaan aan de door deze bepaling gestelde voorwaarden voor de beëindiging van de partneralimentatie. Een geslaagd beroep op deze bepaling heeft immers tot gevolg dat de alimentatiegerechtigde, die met een ander is gaan samenwonen als ware zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren, definitief een aanspraak op levensonderhoud verliest.

3.3. Versoepelingen voorwaarden en omkering bewijslast

Voor een succesvol beroep op artikel 1:160 BW moet dus aan de bovenstaande vier voorwaarden zijn voldaan. Het is voor de alimentatieplichtige vaak lastig om te bewijzen dat aan alle voorwaarden is voldaan. De bewijslast hiervoor is immers fors. In de praktijk schakelt de alimentatieplichtige daarom regelmatig een recherchebureau in, met name om de lastige voorwaarden van het samenwonen, de wederzijdse verzorging en de gemeenschappelijke huishouding aan te tonen.

Indien de alimentatieplichtige slechts een beperkt aantal voorwaarden kan aantonen en bewijzen (bijvoorbeeld twee van de vier voorwaarden), dan wordt – om de alimentatieplichtige tegemoet te komen in de bewijslevering – in de rechtspraak vaak sneller aangenomen dat aan alle voorwaarden is voldaan. Voorts komt het ook voor dat de rechter werkt met een omkering van de bewijslast. De rechter acht in een dergelijk geval op voorhand aannemelijk dat aan alle voorwaarden is voldaan, waarbij de alimentatiegerechtigde – gelet op het onherroepelijke karakter van artikel 1:160 BW – wel nog de mogelijkheid heeft om tegenbewijs te leveren.

4. Hof Arnhem-Leeuwarden van 18 mei 2021

Recentelijk heeft het hof Arnhem-Leeuwarden zich moeten buigen over een verzoek om partneralimentatie en de rol van artikel 1:160 BW in dit verband. Partijen zijn gehuwd geweest tot 3 juni 2020. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw aan de man een bedrag van € 533,- per maand aan partneralimentatie moet betalen. De vrouw stelt zich echter op het standpunt dat de man een islamitisch huwelijk met zijn huidige partner is aangegaan en met haar samenwoont als ware zij gehuwd als bedoeld in artikel 1:160 BW. Dit zou, aldus de vrouw, betekenen dat de man definitief zijn aanspraak op levensonderhoud verliest.

Lees ook: Gevolgen van een islamitisch huwelijk

4.1. Affectieve relatie van duurzame aard

In deze zaak heeft de man erkend dat sprake is van een affectieve relatie van duurzame aard met zijn huidige partner. Voorts heeft de man te kennen gegeven dat hij met haar in het huwelijk zal treden. De man heeft niet betwist dat in het voorjaar van 2019 al sprake was van een affectieve relatie en dat de man en zijn huidige partner door middel van een islamitische ceremonie over en weer hun relatie hebben bevestigd. Hieruit leidt het hof af dat sprake is van een duurzame affectieve relatie.

4.2. Samenwoning

De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man samenwoont en dat dit blijkt uit het onderzoeksrapport van het door haar ingehuurde recherchebureau. De man heeft bestreden dat hij samenleeft als bedoeld in artikel 1:160 BW.

4.2.1. Islamitische ceremonie

Uit het onderzoek van het recherchebureau blijkt onder meer dat de man drie Facebookaccounts heeft. Op een van die accounts zijn foto’s zichtbaar van de man en zijn huidige partner, waarbij ook taarten met opschrift te zien zijn. Op een van die taarten staat het opschrift “Nikah Mubarak” (een gelukkig huwelijk) met de namen van de man en zijn huidige partner. De man heeft de tekst op deze taart niet betwist, maar kan niet verklaren wie die taarten heeft bezorgd of besteld. Voorts zijn onder de foto’s verschillende reacties geplaatst door voor de man bekende personen, namelijk “Zozo ben je getrouwd gefeliciteerd” en “Happy wedding opa oma, we love you”. De man ontkent dat sprake is van een islamitisch huwelijk en stelt dat sprake was van een ceremonie waarbij de man en zijn huidige partner naar buiten toe kenbaar hebben gemaakt dat zij een relatie met elkaar hebben en van plan zijn met elkaar een islamitisch huwelijk aan te gaan. Volgens de man zou dit betekenen dat zijn huidige partner en hij niet alleen mogen zijn in een ruimte zonder de aanwezigheid van anderen, omdat ze nog niet zijn getrouwd.

4.2.2. Kleding in woning

In het kader van het rechercheonderzoek zijn voorts een tiental observaties verricht waaruit blijkt dat de man en zijn huidige partner gezamenlijk gebruik hebben gemaakt van elkaars woningen. Voorts is gebleken dat zij in de voor de nachtrust bestemde tijd nooit elkaars woning hebben verlaten. Gezien is ook dat de man en zijn huidige partner zich gedragen als een stel/gezin. De man heeft kleding voorhanden in de woning van zijn huidige partner en andersom heeft zij kleding voorhanden in de woning van de man. Dit leidden de observanten af uit het feit dat bij aankomst of vertrek van de betreffende woning de man en zijn huidige partner andere kleding droegen dan voorheen en ze geen koffers of weekendtassen bij zich hadden. Dit is ook niet betwist door de man.

4.2.3. Gezamenlijke activiteiten

Verder blijkt uit het onderzoeksrapport dat altijd gezamenlijk is gegeten en dat de moskee gezamenlijk is bezocht. De man vertrekt als hij in de woning van zijn huidige partner verblijft vanuit die woning naar zijn werk en komt vervolgens ook weer terug naar haar woning. Als de man vanuit zijn eigen woning naar zijn werk gaat verblijft de huidige partner van de man alleen in zijn woning. Bovendien hebben de observanten geconstateerd dat de man over een sleutel van de woning van zijn huidige partner beschikt. Vanuit elkaars woningen worden verder activiteiten ondernomen zoals het samen boodschappen doen, moskeebezoek en het ontvangen van bezoek. Ook zijn de man en zijn huidige partner met familie en vrienden uiteten geweest en hebben ze samen in haar woning op haar kleinkinderen gepast.

4.2.4. Samenwoning

Gelet op bovenstaande komt het hof tot de conclusie dat er voldoende bewijs bestaat voor de stelling van de vrouw dat de man en zijn huidige partner samenwonen. De man heeft daar slechts tegenin gebracht dat geen sprake is van samenwoning met zijn huidige partner, omdat zijn geloof het niet toe staat om met zijn huidige partner samen te wonen zolang hij niet met haar is getrouwd. Nu de feitelijke gedragingen van de man zoals die door het recherchebureau zijn geconstateerd – en die door de man niet zijn weersproken – in strijd zijn met zijn stelling over zijn geloofsopvattingen, is zijn verweer onvoldoende om het hof te overtuigen dat geen sprake is van samenwonen als bedoeld in artikel 1:160 BW.

Dat er in de woning van zijn huidige partner altijd kleinkinderen verblijven waardoor hij nooit alleen met haar in een ruimte in de woning is, heeft de man niet onderbouwd en in het onderzoeksrapport zijn daarvoor ook geen aanwijzingen te vinden. Ook de stelling van de man dat hij geen eigen sleutel had van de woning van zijn huidige partner en dat hij elke keer een sleutel meekreeg die hij vervolgens weer teruggaf, doet niets af aan het feit dat de man en zijn huidige partner gedurende alle observatiemomenten de nachten gezamenlijk doorbrachten in haar huis of dat van de man.

Al met al heeft de man onvoldoende feitelijkheden gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, om de onderbouwde stelling van de vrouw dat de man en zijn huidige partner samenwonen, te ontkrachten. Het hof is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de man en zijn huidige partner met elkaar samenwonen. Dat elk zijn of haar eigen woning heeft en sprake is van een samenzijn in twee woningen maakt dit, aldus het hof, niet anders.

4.3. Wederzijdse verzorging en gemeenschappelijke huishouding

Voor een geslaagd beroep op artikel 1:160 BW dient aan alle voorwaarden te zijn voldaan. De duurzame affectieve relatie moet dus ook een zekere wederzijdse verzorging met zich meebrengen en tevens moeten de samenwonenden een gemeenschappelijke huishouding voeren. De onderdelen wederzijdse verzorging en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding impliceren een zekere verstrengeling in die zin dat betrokkenen financieel en/of anderszins elkaar het nodige verschaffen.

4.3.1. Wederzijdse verzorging

Uit de observaties in het kader van het rechercheonderzoek leidt het hof af dat sprake is van wederzijdse verzorging en een financiële verstrengeling. De man en zijn huidige partner brengen immers veel tijd met elkaar door. Zo wordt er onder meer samen gegeten en worden sociale activiteiten samen ondernomen. Voorts worden de boodschappen gezamenlijk gedaan en maken de man en zijn huidige partner gebruik van elkaars huis.

4.3.2. Geen scheiding financiën

In dit verband heeft de man daarbij niet onderbouwd gesteld dat zij de financiën gescheiden houden. De man heeft echter slechts verklaard dat de gezamenlijke activiteiten zoals hierboven vermeld, activiteiten zijn die gewoonlijk worden gedaan door mensen die samen een relatie hebben. Hij heeft nagelaten inzage te verschaffen in zijn financiële situatie waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de man en zijn huidige partner ieder hun eigen kosten dragen en dat bijvoorbeeld de kosten van het gezamenlijk eten of gezamenlijk boodschappen worden verrekend.

4.4. Oordeel hof

4.4.1. Samenwonen als ware zij gehuwd

Het hof concludeert dat de man en zijn huidige partner in elk geval vanaf 25 oktober 2019 (de dag waarop de voorlopige observaties van start zijn gegaan) samenleven als ware zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. Het hof voegt hier nog aan toe dat personen die een duurzame affectieve relatie hebben en die samenleven als ware zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW voor een invulling van het dagelijks leven kunnen kiezen waarbij zijn niet alle financiële middelen met elkaar delen en ook niet iedere dag en nacht met elkaar doorbrengen.

Gezien het feit dat aan alle voorwaarden is voldaan, is het hof van oordeel dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:160 BW waardoor de verplichting van de ex-vrouw om te voorzien in het levensonderhoud van haar ex-echtgenoot vervalt. Het verzoek van de man om partneralimentatie zal daarom worden afgewezen.

4.4.2. Recherchekosten

Ten aanzien van de recherchekosten oordeelt het hof dat in alle redelijkheid van de man mocht worden verlangd dat hij de vrouw actief had geïnformeerd over zijn samenleving met een ander als waren zij gehuwd. Door dit niet te doen heeft de man, aldus het hof, naar maatschappelijke normen bezien onzorgvuldig jegens de vrouw gehandeld, zodat sprake is van een onrechtmatige daad. Dat de man van mening was dat een situatie als bedoeld in artikel 1:160 BW zich niet voordeed, bevrijdt hem niet van die verplichting, en de gevolgen van een andersluidend oordeel komen voor zijn rekening en risico. Nu de man de samenwoning heeft betwist, waardoor een samenleving nauwelijks anders dan door (veelvuldig) observeren kon worden vastgesteld, zijn de kosten van het inschakelen van het recherchebureau (€ 6.627,79) aan te merken als schade die de vrouw heeft geleden door het nalaten aan de zijde van de vrouw. De recherchekosten komen derhalve voor rekening van de man.

5. Conclusie

Het inschakelen van een recherchebureau of een privédetective kan een goede manier zijn voor de alimentatieplichtige om bewijs te vergaren waaruit blijkt dat de ex-echtgenoot of ex-partner (alimentatiegerechtigde) duurzaam samenwoont met een ander als ware zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren. In alimentatieprocedures is het immers toegestaan om een dergelijk onderzoeksrapport in te brengen als bewijs. Voorts loopt de alimentatiegerechtigde bij een succesvol beroep op artikel 1:160 BW het risico om veroordeeld te worden in de door de alimentatieplichtige gemaakte recherchekosten, welke kosten enorm hoog kunnen oplopen. Verder is het van belang dat uit de uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden volgt dat het aangaan en het bestaan van een islamitisch huwelijk een rol kan spelen bij de invulling van de voorwaarden voor het “samenwonen als ware zij gehuwd”.

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.