Het bewijs in zedenzaken: wanneer is het voldoende?

Op 31 januari 2023 deelde de rechtbank Overijssel in een zedenzaak een forse straf uit: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De verdachte werd beschuldigd van drie verschillende zedendelicten: een verkrachting, aanranding én het toesturen van een naaktfoto aan een minderjarige. Uiteindelijk waren het de verschillende getuigenverklaringen die bewijsrechtelijk van groot belang waren. Dat brengt een belangrijke kwestie aan de orde: in hoeverre zijn getuigenverklaringen betrouwbaar? En wanneer kan een rechter hier zijn oordeel op baseren? We bespreken het in dit blog.

1. Bewijsminimumregel

Het bewijs in zedendelicten is vaak een ingewikkeld proces. Dit heeft mede te maken met de belangrijke rol van het slachtoffer en getuigenverklaringen. Vaak zijn bij zedendelicten slechts twee personen betrokken: het slachtoffer en de verdachte. Hierdoor kan het bewijsmateriaal beperkt zijn. De rechter is immers afhankelijk van de verklaring van twee personen.

Het is ook zo dat de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte sterk van elkaar kunnen verschillen. Dit creëert een bewijsprobleem: de rechter kan niet alleen op basis van één getuigenverklaring tot een uitspraak komen. Hiervoor is het bewijsminimum van belang. Artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt namelijk dat een rechter het bewijs niet kan aannemen als dit op basis is van één getuigenverklaring.

Naast de getuigenverklaring moet er dus nog een tweede bewijsmiddel zijn dat voldoende steun geeft aan de verklaring. Hier speelt wel een belangrijke beperking: het tweede bewijsmiddel mag niet uit dezelfde bron komen. Gezien het feit dat een zedendelict vaak één op één plaatsvindt maakt dit de bewijsvoering complex, al zijn er wel voorbeelden te vinden van deze ‘ondersteuning.’

2. Een verkrachting, aanranding en naaktfoto’s

Het wordt al snel duidelijk dat de hiervoor besproken uitspraak over een uitgebreide zaak gaat. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder verkrachting, aanranding én het toezenden van een foto van een ontblote penis aan een minderjarige via Snapchat.

Het OM is van mening dat er genoeg overtuigend bewijs is waarmee de verdachte schuldig kan worden bevonden. De verdediging kan zich daar niet in vinden en pleit ervoor dat de verdachte moet worden vrijgesproken, mede vanwege gebrekkig bewijs en de onbetrouwbaarheid van de verklaringen en getuigen. De verdediging wijst hier dus niet alleen op de bewijsminimumregel, maar ook op de betrouwbaarheid van de verklaringen.

Lees ook: Vrijspraak wegens inconsistente slachtofferverklaring?

3. Betrouwbaarheid van een getuigenverklaring

Artikel 342 lid 1 Sv geeft ons een aantal vereisten voor een getuigenverklaring. Het moet namelijk gaan om bij het onderzoek op de terechtzitting gedane mededeling van feiten of omstandigheden, welke de getuige zelf heeft waargenomen of ondervonden. Wanneer de getuigenverklaring hieraan voldoet moet er worden gekeken naar de betrouwbaarheid van zo’n verklaring.

Er is in de wet geen toetsingsmaatstaf te vinden voor betrouwbaarheid, maar volgens de Hoge Raad kan een getuigenverklaring ‘door de rechter slechts tot het bewijs worden gebezigd wanneer deze naar zijn oordeel betrouwbaar en overeenkomstig de waarheid is afgelegd’. Uiteindelijk moet de rechter aan de hand van feiten en omstandigheden de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring te beoordelen.

4. De getuigenverklaringen

In de hiervoor besproken zedenzaak is de rechtbank Overijssel niet meegegaan met het standpunt van de verdediging. Volgens de rechtbank was er voldoende bewijs om de verdachte schuldig te bevinden. De rechtbank bevestigde dat de getuigenverklaringen bij gecertificeerde zedenrechercheurs waren afgelegd, waar overigens ook auditieve opnames van waren gemaakt.

Daarnaast konden de verklaringen van de aangeefsters als betrouwbaar worden gezien, ze waren immers gedetailleerd en de verklaringen waren consistent. De getuigenverklaringen dienen als ondersteuning voor andere bewijsmiddelen en ook deze zag de rechtbank als betrouwbaar.

Hieruit volgt dat aan de betrouwbaarheid is voldaan en het bewijs ook voldoende is, aldus de rechtbank. Maar waar was dit oordeel op gebaseerd?

5. Het bewijs van de strafbare feiten

5.1. Verkrachting

Allereerst werd de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting van een 13-jarige slachtoffer. De rechtbank heeft hierbij van verschillende bewijsmiddelen gebruik gemaakt, waaronder een berichtje van de verdachte naar het slachtoffer. Via Snapchat vertelde hij dat hij de opleiding tot masseur volgde, hij wilde graag bij haar oefenen en het slachtoffer stemde hiermee in.

Voor de massage drong hij erop aan dat het slachtoffer zich geheel ontkleedt. Na het masseren van haar rug stelde hij de vraag of ze een full body massage wilde waarmee zij instemde. Uiteindelijk is de verdachte met zijn vingers in haar vagina gegleden. Verschillende getuigenverklaringen ondersteunen dit verhaal met de hulp van hun eigen ervaringen.

Zo is een getuige op een vergelijkbare manier door een jongen via Facebook Messenger benaderd. In screenshots zijn berichten te zien waarin de verdachte duidelijk maakt dat hij een opleiding tot masseur volgde en hij in het kader van zijn opleiding iemand zocht wiens kuiten en rug hij mocht masseren.

Na een onderzoeking van de telefoon van de verdachte zijn er berichten teruggevonden waaruit blijkt dat hij met twee andere vrouwen over massages heeft gesproken. In dit geval wordt er niet alleen gebruik gemaakt van verschillende getuigenverklaringen, maar ook andere bewijsmiddelen, zoals screenshots van Facebook Messenger.

5.2. Aanranding

Verder werd de verdachte schuldig bevonden aan aanranding. De rechtbank onderbouwt dit met twee getuigenverklaring waarin duidelijk wordt dat één getuige de handeling van de verdachte had gezien. De getuige merkte op hoe de verdachte de billen en borsten van het slachtoffer had aangeraakt.

De verklaring werd verder ondersteund door een andere getuige. Hij vertelde dat het slachtoffer diezelfde avond aan hem had verteld wat haar was overkomen.

Het is hierbij belangrijk om te vermelden dat het slachtoffer én de eerste getuige een duidelijk omschrijving van de verdachte konden geven. Ook hadden zij beiden verklaard dat de verdachte kwam aanrijden in een witte bus.

Het bewijs bestaat uit twee getuigenverklaringen die de verklaring van het slachtoffer ondersteunen. Aan de bewijsminimumregel is ook hier voldaan.

5.3. Naaktfoto’s sturen

Het laatste strafbare feit begint ook met een bericht via Snapchat. Volgens de verklaring van het slachtoffer had de verdachte via snapchat een foto van zijn geslachtsdeel gestuurd. De rechtbank stelde vast dat de verzonden berichten waren gestuurd van het account met de Snapchatnaam van de verdachte.

De verdachte beweerde dat zijn account zou zijn gehackt, maar dit achtte de rechtbank ongeloofwaardig. Ook aan dit laatste feit wordt de verdachte schuldig bevonden. In het feitencomplex is duidelijk te zien dat de verklaring van het slachtoffer wordt onderbouwd met een ander bewijsmiddel, namelijk de berichtjes op Snapchat. Dit is wederom weer belangrijk voor de bewijsminimumregel.

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.