Huwelijksvermogen verdelen volgens Egyptisch recht

Zo nu en dan past de Nederlandse rechter buitenlands recht toe bij een beslissing over het huwelijksvermogen. Zo werd in een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland het Egyptische recht toegepast. In welke situaties dient de rechter Egyptisch recht toe te passen? Hoe wordt het vermogen verdeeld in dat geval? Aan de hand van de bovengenoemde uitspraak zal het Egyptische huwelijksvermogensrecht in dit blog worden uitgelegd.

1. De feiten en omstandigheden

De vrouw en de man zijn op 17 december 2017 in Egypte met elkaar gehuwd. De vrouw heeft twee kinderen uit een eerder huwelijk. Op 10 september 2018 is de vrouw komen te overlijden. De vrouw heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt, waaruit blijkt dat zij haar twee kinderen tot erfgenamen heeft benoemd.

Na het overlijden van de vrouw is de woning, waar zij eigenaar van was, verkocht. Na voldoening van enkele kosten bleef er nog een restantbedrag van € 108.054,56 over, welke door de notaris op een kwaliteitsrekening werd geplaatst. Uitbetaling van het restantbedrag zou immers slechts kunnen plaatsvinden indien er duidelijkheid zou zijn omtrent de vraag wie gerechtigd zijn tot het eerdergenoemde restantbedrag.

2. Het geschil

De partijen in deze procedure zijn de twee kinderen van de vrouw (‘de eisers’) en de man (‘de gedaagde’). Het geschil tussen partijen houdt in de eerste instantie verband met de erfopvolging.

Voorts verschillen partijen ook van mening omtrent de vraag welk huwelijksvermogensrecht op het huwelijksgoederenregime tussen de vrouw en de gedaagde van toepassing is. De eisers zijn namelijk van mening dat het Egyptische huwelijksvermogensrecht van toepassing is, terwijl de gedaagde zich op het standpunt stelt dat het Nederlands huwelijksvermogensrecht toegepast dient te worden.

3. Het toepasselijke recht

De vraag welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is, moet beoordeeld worden aan de hand van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1987 (‘het Verdrag’). Het Verdrag ziet immers op huwelijken gesloten vanaf 1 september 1992 en voor 29 januari 2019. Nu het huwelijk tussen de vrouw en gedaagde op 17 december 2017 is gesloten, dient gekeken te worden naar de bepalingen uit het Verdrag.

3.1. Rechtskeuze

Er dient allereerst te worden bezien of de echtgenoten een rechtskeuze hebben gemaakt, waardoor het recht dat is aangewezen in die rechtskeuze van toepassing is. Dit kan een rechtskeuze voor het huwelijk zijn (artikel 3), maar ook een rechtskeuze staande het huwelijk (artikel 6).

In de onderhavige zaak is van een rechtskeuze in het geheel geen sprake, waardoor gekeken dient te worden naar de objectieve verwijzingsregel uit artikel 4 van het Verdrag.

3.2. Verwijzingsregeling

3.2.1. Eerste huwelijksdomicilie

Nu de echtgenoten geen rechtskeuze hebben gemaakt, dient gekeken te worden waar zij na de huwelijkssluiting hun eerste gewone (gemeenschappelijke) verblijfplaats – huwelijksdomicilie – hebben gehad. In dat geval wordt het huwelijksgoederenregime immers beheerst door het interne recht van het land van de eerste huwelijksdomicilie.

Voor het bestaan van een eerste huwelijksdomicilie is niet van belang of de echtgenoten samenwonen. Beslissend is slechts of zij in hetzelfde land hun gewone verblijfplaats hebben, ongeacht of zij samenwonen. Niet noodzakelijk is dat de echtgenoten onmiddellijk na de huwelijkssluiting in hetzelfde land zijn gaan wonen. In de rechtspraak wordt over het algemeen aangenomen dat indien echtgenoten binnen een periode van zes maanden zijn gaan samenwonen in een bepaald land, dit als de eerste gewone verblijfplaats heeft te gelden.

In de onderhavige zaak is gesteld noch gebleken dat de vrouw en de gedaagde op enig moment na de huwelijkssluiting weliswaar in hetzelfde land verbleven maar in dat land niet samenwoonden. De vrouw verbleef immers in Nederland, terwijl de gedaagde in Egypte verbleef. Er dient derhalve te worden gekeken of de vrouw en gedaagde zodanig tijdig na de huwelijkssluiting zijn gaan samenwonen dat dat samenwonen beschouwd mag worden als een eerste huwelijksdomicilie.

De rechtbank Noord-Nederland heeft – wegens een gebrek aan aanknopingspunten om het samenwonen aan te nemen – geoordeeld dat de echtgenoten geen eerste huwelijksdomicilie in Nederland hebben gehad. Dit heeft te maken met het feit dat niet door gedaagde is onderbouwd wanneer hij precies met de vrouw zou hebben samengewoond. Voorts is ook onduidelijk gebleven hoelang de samenwoning zou hebben geduurd.

3.2.2. Gemeenschappelijke nationaliteit

Als de eerste huwelijksdomicilie geen aanknopingspunt biedt, wordt gekeken naar de gemeenschappelijke nationaliteit. Als partijen een gemeenschappelijke nationaliteit hebben, is het recht van de staat van hun gemeenschappelijke nationaliteit van toepassing onder omstandigheden.

Nu de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft en de man de Egyptische nationaliteit kan echter niet gesproken worden van een gemeenschappelijke nationaliteit. Dit betekent dat het toepasselijke recht ook niet op deze grond kan worden gebaseerd.

3.2.3. Nauwste band

Nu geen sprake is van een gezamenlijke rechtskeuze, een eerste huwelijksdomicilie in dezelfde staat en ook geen sprake is van een gemeenschappelijke nationaliteit, dient te worden gekeken met welk land het huwelijksgoederenregime van de vrouw en gedaagde het nauwst verbonden is. Daarbij dienen alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen.

In de onderhavige zaak is door de rechtbank Noord-Nederland geoordeeld dat het huwelijksgoederenregime het nauwst verbonden is met Egypte, zodat het Egyptisch huwelijksvermogensrecht toegepast dient te worden. De volgende omstandigheden hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld: de Egyptische nationaliteit van de gedaagde, de gewone verblijfplaats van de gedaagde in Egypte, de huwelijksvoltrekking in Egypte en het verblijf van de vrouw van twee keer een maand voor en na de huwelijkssluiting in Egypte.

4. Het Egyptische huwelijksvermogensrecht

4.1. Bronnen

Het Egyptisch huwelijksvermogensrecht wordt niet alleen beheerst door het Egyptische Burgerlijk Wetboek, maar ook door islamitische regelgeving. In het algemeen kan worden vastgesteld dat volgens het islamitische recht door het huwelijk als zodanig geen gemeenschap van goederen ontstaat. Het Egyptische recht – dat gebaseerd is op het islamitische recht – kent derhalve geen huwelijksvermogensrecht in eigenlijke zin, waardoor het aangaan van een huwelijk dan ook geen huwelijksvermogensrechtelijke gevolgen kent. Dit heeft tot gevolg dat de financiële relaties tussen de echtgenoten door het gewone vermogensrecht beheerst blijven, waarbij ieder der echtgenoten zijn of haar eigen vermogen behoudt.

4.2. Scheiding van goederen

Door het enkele feit van een huwelijk ontstaat dus naar Egyptisch recht geen huwelijksgoederengemeenschap tussen de echtgenoten, tenzij in het huwelijkscontract anders is bepaald. In het islamitische recht en dus ook in het Egyptische recht wordt het huwelijk immers gezien als een overeenkomst tussen de echtgenoten. Met betrekking tot het huwelijkscontract hebben de echtgenoten de mogelijkheid om afwijkende afspraken te maken. Zo kunnen de echtgenoten contractueel een specifieke financiële regeling overeenkomen die ertoe leidt dat – in tegenstelling tot de hoofdregel – wel een gemeenschap van goederen of andersoortige huwelijksgemeenschap ontstaat.

4.3. Eenvoudige gemeenschap

Het is denkbaar dat ondanks het feit dat het Egyptisch recht een scheiding van goederen kent, toch een situatie kan ontstaan waarin er sprake is van gemeenschappelijk eigendom of een gemeenschappelijke schuld. In dat geval zal er gelet op het gewone Egyptische vermogensrecht een eenvoudige gemeenschap ontstaan gebaseerd op het percentage dat de betreffende echtgenoten in het eigendom dan wel de schuld hebben.

4.4. Geschillen eigendomsrecht

Het feit dat het Egyptisch recht dus in de kern een scheiding van goederen kent, leidt ertoe dat na de ontbinding van het huwelijk geen herverdeling of verrekening plaatsvindt. Indien na de ontbinding van het huwelijk onduidelijkheid zou bestaan omtrent de eigendom van vermogensbestanddelen, worden deze toegekend aan de echtgenoot die normaal over deze vermogensbestanddelen zou beschikken.

Ter illustratie: de bruidsgave (Ar.: mahr) komt naar islamitisch recht toe aan de vrouw. Indien discussie zou ontstaan omtrent de eigendom van de bruidsgave, dan zou deze worden toegekend aan de vrouw nu zij normaliter over dit vermogensbestanddeel zou beschikken.

5. De verdeling naar Egyptisch recht

De rechtbank Noord-Nederland heeft geoordeeld dat de gedaagde niet deelgerechtigd is in de verkoopopbrengst van de woning.

De rechtbank Noord-Nederland heeft zijn oordeel gebaseerd op het feit dat het Egyptische recht een scheiding van goederen kent, waardoor de gedaagde naar Egyptisch recht geen aanspraak kan maken op de helft van de verkoopopbrengst van de woning.

Een andere uitkomst zou – zoals eerder vermeld – mogelijk zijn indien in het huwelijkscontract een specifieke financiële regeling zou zijn overeengekomen. Dit was in de onderhavige zaak echter niet het geval.

6. Conclusie

Bij het aangaan van een huwelijk in Egypte of tussen partijen met een Egyptische nationaliteit is het belangrijk om goed na te denken over het toepasselijke recht op het huwelijksvermogen en om daarin een rechtskeuze te maken waar mogelijk. Wanneer een rechtskeuze immers ontbreekt, zal gekeken dienen te worden naar de verwijzingsregeling uit het Verdrag (of een andere bron van het Nederlandse internationale privaatrecht). Op basis daarvan kan het recht van de eerste huwelijksdomicilie, gemeenschappelijke nationaliteit of het recht van het land met de nauwste verbondenheid van toepassing zijn.

Dit betekent derhalve dat er ook een mogelijkheid bestaat dat het Egyptische recht op basis van deze verwijzingsregeling van toepassing kan zijn. Van belang is echter dat het Egyptische recht wat betreft het huwelijksvermogensrecht aanzienlijk verschilt van het Nederlandse recht dat een (beperkte) gemeenschap van goederen kent in beginsel. Het is daarom raadzaam dat u van deze wezenlijke verschillen op de hoogte bent en indien mogelijk in het huwelijkscontract contractueel een afwijkende financiële regeling overeenkomt teneinde ingewikkelde en wellicht onvoorziene omstandigheden te voorkomen.

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.