De rechtbank Den Haag heeft recentelijk uitspraak gedaan en antwoord gegeven op de vraag of nareis mogelijk is voor kinderen in geval van een polygaam huwelijk. We bespreken hieronder wat er aan de hand was en wat het oordeel van de rechtbank was.
1. Feiten en omstandigheden
De vader en zijn zonen
De minderjarige zonen van de Syrische vader zijn geboren in Syrië en hebben beiden de Syrische nationaliteit. De vader van deze kinderen heeft in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 8 juli 2016 heeft de vader een aanvraag bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Deze aanvraag was ingediend ten behoeve van deze twee zonen uit zijn eerste huwelijk, voor zijn tweede echtgenote en voor zijn twee kinderen uit zijn tweede huwelijk.
De IND
De IND heeft de aanvraag voor de zonen afgewezen. De IND heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de vader niet heeft aangetoond dat hij gescheiden is van zijn eerste echtgenote, ofwel de moeder van zijn zonen. Hierdoor is er sprake van een polygame situatie. Aan de tweede echtgenote en kinderen is wel een mvv in het kader van nareis verleend.
Beroepsgronden
De zonen gaven in de bezwaarprocedure aan dat sprake was van echtscheiding en dat zij een echtscheidingsdocument hebben laten opvragen in Syrië. In de beroepsprocedure, dat wil zeggen de procedure bij de rechtbank, hadden zij de beschikking over de echtscheidingsbeschikking van 24 april 2017. De relatie met hun moeder was volgens hen echter al in 2008 verbroken. Sinds 2011 is er mede door de oorlog in Syrië helemaal geen contact meer met hun biologische moeder.
De vader heeft hierover tijdens zijn asielprocedure altijd eenduidig verklaard zo werd bij de rechtbank betoogd. De belangen van de kinderen zijn niet kenbaar meegenomen in de besluitvorming. De zonen die de procedure zijn gestart doen een beroep op de artikelen 3, 9 en 10 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) en de Gezinsherenigingsrichtlijn. Ook wordt een beroep gedaan op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
2. Procedure
Wet- en regelgeving
In artikel 3.16 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is bepaald dat, zolang de vreemdeling of de hoofdpersoon met meer dan een andere persoon tegelijkertijd door een huwelijk of een partnerschap is verbonden, de verblijfsvergunning voor verblijf als familie- en gezinslid bedoeld in artikel 3.13 eerste lid Vb, slechts wordt verleend aan één echtgenoot, geregistreerd partner of partner tegelijkertijd, alsmede aan de uit die vreemdeling geboren minderjarige kinderen.
Uit paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) blijkt dat, indien ten tijde van de aanvraag sprake is van een polygame situatie, slechts een echtgenoot of (geregistreerd) partner en de uit dit huwelijk/deze relatie voortgekomen kinderen in aanmerking voor de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Van een polygame situatie is sprake als de vreemdeling of de persoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, tegelijkertijd met een andere persoon (of meerdere andere personen) een huwelijk of een duurzame relatie heeft (inclusief geregistreerd partnerschap).
In geschil is of op het moment van de aanvraag sprake was van een polygame situatie in die zin dat de vader, naast zijn huwelijk met zijn tweede echtgenote, ook nog gehuwd was met de moeder van de zonen.
3. Uitspraak rechtbank
Beoordeling rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de zonen er niet in geslaagd aan te tonen dat geen sprake meer is van een huwelijk tussen de vader en hun moeder. De IND heeft terecht opgemerkt dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de echtscheidingsakte die voor het eerst in beroep is ingebracht. Hoewel uit het stuk moet blijken dat de vader en zijn eerste echtgenote zich op 13 april 2017 hebben laten vertegenwoordigen bij de rechtbank in Damascus, waarna op 24 april 2017 de echtscheiding zou zijn uitgesproken, wordt in de gronden van bezwaar van 27 juni 2017 gesteld dat de echtscheiding nog bij de rechtbank in Edlib aanhangig zou zijn.
Ook zou het contact met de moeder van de zonen sinds 2011 geheel verbroken zijn, hetgeen niet overeenkomt met de gegevens uit de echtscheidingsakte dat zij zich beiden hebben laten vertegenwoordigen en dat aan haar een geldbedrag betaald moet worden. De rechtbank is gezien het vorenstaande van oordeel dat de IND zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de zonen niet aannemelijk hebben gemaakt dat er geen sprake meer is van een polygame situatie. Reeds gelet op deze contra-indicatie komen de zonen niet in aanmerking voor een mvv in het kader van nareis.
EVRM en IVRK
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van eisers op artikel 8 van het EVRM en het IVRK evenmin. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, volgt dat er bij nareis asiel geen ruimte is voor een toets aan artikel 8 van het EVRM. Een beoordeling in het kader van artikel 8 van het EVRM dient plaats te vinden in de procedure omtrent de verlening van een verblijfsvergunning regulier. Als de zonen van mening zijn dat op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf moet worden toegestaan, kunnen zij een daartoe strekkende reguliere aanvraag indienen.
Naar het oordeel van de rechtbank geeft het bestreden besluit er ook geen blijk van dat de IND zich, bezien in het licht van artikel 3 van het IVRK, onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de zonen. De IND heeft meer gewicht kunnen toekennen aan de belangen van de Nederlandse staat. De artikelen 3, 6 en 20 van het IVRK, voor zover deze bepalingen, gelet op de formulering, al normen bevatten die zonder nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving door de rechter direct toepasbaar zijn, roepen geen aanspraak in het leven die verder strekt dan artikel 8 van het EVRM. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, dient die beoordeling plaats te vinden in een procedure omtrent een verblijfsvergunning regulier.
Gezinsherengingsrichtlijn
De zonen hebben tevens een beroep gedaan op de Gezinsherenigingsrichtlijn. Artikel 4 lid vier van de Gezinsherenigingsrichtlijn geeft lidstaten in geval van een polygame situatie de mogelijkheid de gezinshereniging van minderjarige kinderen van een andere echtgenoot met de gezinshereniger te beperken. Van deze mogelijkheid heeft de wetgever gebruik gemaakt in artikel 3.16 Vb. Nu de IND beleidsvrijheid heeft ten aanzien van toelating van minderjarige kinderen uit polygame huwelijken, het beleid niet kennelijk onredelijk is en het de rechtbank niet is gebleken dat de Gezinsherenigingsrichtlijn onvolledig of onjuist is geïmplementeerd in de nationale regelgeving, bestaat geen mogelijkheid voor de zonen om zich daar rechtstreeks op te beroepen. Het beroep van de zonen op de Gezinsherenigingsrichtlijn slaagt dus ook niet, aldus de rechtbank.
4. Conclusie
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van de zonen ongegrond verklaard wegens de hiervoor benoemde overwegingen. Deze uitspraak van de rechtbank Den Haag leert ons dat indien er sprake is van een polygame situatie waarbij de echtscheiding van het eerste huwelijk nog niet aantoonbaar definitief is, het niet mogelijk is om een mvv in het kader van nareis aan te vragen voor de minderjarige kinderen uit het tweede huwelijk.
Indien overigens een aanvraag was gedaan voor de eerste echtgenote en haar kinderen dan was die aanvraag wel goed gekeurd maar dan was het gevolg dat de aanvraag ten behoeve van de tweede echtgenote en dier kinderen niet zou zijn gehonoreerd. In dit geval was er voor de eerste echtgenote geen aanvraag gedaan maar voor de tweede wel. Deze kon worden gehonoreerd en dit vormde tevens de blokkade om ook de zonen uit het eerste huwelijk een mvv te verlenen.
Bron(nen):
Meer informatie of hulp nodig?
Wat zijn de kosten?
Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.