Verwijderingsverzoek aan Google niet gehonoreerd

Steeds vaker worden wij geconfronteerd met informatie op het internet. Over anderen, maar ook over onszelf. Maar wat nou als je naam op verschillende websites wordt aangetast door beschuldigingen en aantijgingen, terwijl je daar uiteindelijk nooit voor vervolgd bent. Kunnen wij daar als burger iets tegen doen? De rechtbank Den Haag heeft op 12 januari 2017 een beschikking gewezen waarbij een vastgoedondernemer Google heeft verzocht een aantal URL’s te verwijderen van Google Search op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de Privacyrichtlijn.

Google Search

De verzoeker in deze zaak was een voormalig vastgoedondernemer. Tegen de verzoeker is omstreeks 2005 een opsporingsonderzoek ingesteld naar aanleiding van een tegen hem gerezen verdenking van hypotheekfraude in georganiseerd verband.

Google biedt als internetzoekmachine Google Search aan. Deze zoekmachine geeft gebruikers de mogelijkheid om informatie elders op het internet te vinden. Op de pagina www.google.nl of www.google.com kunnen er aan de hand van één of meer zoektermen zoekopdrachten worden opgegeven, waarna de zoekmachine pagina’s weergeeft met zoekresultaten op het internet. De zoekresultaten worden aan de hand van URL aangegeven waarbij een snippet, zijnde een korte samenvatting van de webpagina, wordt weergegeven.

Verwijderingsverzoek Google

Op 13 november 2015 heeft de voormalig vastgoedondernemer bij Google een verzoek ingediend tot verwijdering van URL’s uit de zoekresultaten in de zoekmachine. Google heeft hem op 17 november 2015 per e-mail laten weten dat hij het verzoek moest omkleden met meer informatie. De verzoeker heeft Google diezelfde dag nog een nadere toelichting gegeven.

Afwijzing verzoek

Google heeft het verzoek een dag na de nadere toelichting afgewezen. Op 22 januari 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam verklaard dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd. Op 31 maart 2016 heeft de gemachtigde ofwel de advocaat van de verzoeker Google verzocht het verzoek van zijn cliënt d.d. 13 november 2015 nogmaals in behandeling te nemen, onder verwijzing naar de voornoemde uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 22 januari 2016. Op 6 mei 2016 heeft Google het verzoek wederom per e-mail afgewezen. Als reactie op deze e-mail heeft de verzoeker Google nogmaals dringend verzocht aan het verwijderingsverzoek te voldoen.

Bemiddeling Autoriteit Persoonsgegevens

De gemachtigde van de verzoeker heeft vervolgens de Autoriteit Persoonsgegevens, een zelfstandig bestuursorgaan welke in Nederland bij wet is aangesteld voor het toezicht op het verwerken van persoonsgegevens, verzocht te bemiddelen tussen zijn cliënt en Google. Echter leverde deze poging niet veel op. De Autoriteit Persoonsgegevens stelde zich op het standpunt dat de informatie die in de bestreden zoekresultaten zijn verwerkt niet onjuist zijn.

Daarnaast stelt zij dat de verzoeker deze informatie zelf (grotendeels) openbaar heeft gemaakt door mee te werken aan een televisie-interview van TV Rijnmond. Daarbij vermeldt de Autoriteit Persoonsgegevens dat slechts één kwestie, namelijk het strafrechtelijk onderzoek, definitief is afgesloten. Dit geldt niet voor de overige kwesties, te weten de beslaglegging en de eis tot schadevergoeding. Daarmee is volgens de Autoriteit Persoonsgegevens niet op voorhand duidelijk dat Google evident in strijd handelde met de Wet Bescherming Persoonsgegevens door het verzoek van de vastgoedonderneming af te wijzen.

Verwijderingsverzoek rechtbank

De verzoeker verzoekt de rechtbank Google te bevelen tot verwijdering van de door hem aangedragen URL’s dan wel deze af te schermen op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 10.000,- per dag.

1. Onrechtmatige gegevensverwerking

Allereerst stelt hij zich op het standpunt dat de gegevensverwerking van Google in de zoekmachine onrechtmatig is. Dit omdat het op basis van artikel 16 Wet Persoonsgegevens jo. artikel 8 lid 5 van de Richtlijn 95/46/EG verboden is om strafrechtelijke persoonsgegevens te verwerken en de uitzonderingen genoemd in deze artikelen niet opgaan in deze zaak.

2. Strijd privacywetgeving

Ten tweede is de verwerking van de persoonsgegevens van de verzoeker onverenigbaar met de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de Privacyrichtlijn. Verder stelt hij dat Google een inbreuk maakt op het fundamentele recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens. Daarbij verwijst hij naar het arrest van het Hof van Justitie van 13 mei 2014 (Costeja) waaruit blijkt dat een persoon het recht op verwijdering van verwerkte gegevens toekomt wanneer de gegevens irrelevant zijn of niet meer ter zake doen, dan wel onnodig, buitensporig of bovenmatig zijn. Volgens de verzoeker zijn de bestreden zoekresultaten irrelevant omdat de strafzaak is beëindigd zonder oplegging van straf, zonder inhoudelijke behandeling en zonder dat er een strafrechtelijk delict dan wel onrechtmatige gedraging door de rechter is vastgesteld.

3. Rol in openbare leven?

Bovendien heeft de verzoeker geen bijzondere rol in het openbare leven zodat op grond van het Costeja-arrest zijn belang als individu prevaleert boven het economische belang van Google en het publieke belang om deze gegevens te vinden. Bovendien heeft de informatie betrekking op een periode van ruim 10 jaar geleden en leidt dit tot uitbreiding van de diffamerende werking van deze berichtgeving waarbij de privacy van de verzoeker wordt geschonden.
Geen verwerking strafrechtelijke persoonsgegevens.

Beoordeling rechtbank

1. Geen strafrechtelijke gegevens

Allereerst stelt de rechtbank vast dat Google geen strafrechtelijke persoonsgegevens van de verzoeker heeft verwerkt. Zo zou Google geen concrete feiten en omstandigheden hebben opgenomen in de zoekresultaten waaruit blijkt dat het gaat om bewezenverklaring van een strafbaar feit. De bestreden zoekresultaten brengen volgens de rechtbank de verzoeker op geen enkele wijze in verband met enig strafbaar feit.

2. Recht om vergeten te worden

Voor wat betreft het tweede punt van de verzoeker stelt de rechtbank het volgende voorop. Elke betrokkene heeft het recht rectificatie, uitwissing of afscherming van gegevens te verkrijgen indien er sprake is van een verwerking die onverenigbaar is met de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de Privacyrichtlijn. Wanneer de verwerking onverenigbaar is, is onder andere, zoals blijkt uit het Costeja-arrest, wanneer de gegevens niet alleen onnauwkeurig zijn maar ook wanneer zij ontoereikend of bovenmatig zijn voor de doeleinden van de verwerking.

De betrokkene kan op basis van de gewaarborgde grondrechten verlangen dat de op hem betrekking hebbende informatie niet ter beschikking wordt gesteld aan een groot publiek. De rechtbank vermeldt tevens in dit kader de uitzondering die het Costeja-arrest is bepaald. Deze uitzondering houdt in dat indien de inmenging in de grondrechten van de betrokkene wegens bijzondere redenen, zoals de rol die deze persoon in het openbare leven heeft, wordt gerechtvaardigd door het overwegende belang dat het publiek erbij heeft om toegang tot de informatie te krijgen.

3. Belangenafweging

De rechtbank vindt het dan ook van belang dat de fundamentele rechten van de verzoeker en Google tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds heeft de verzoeker het recht op privacy en eerbiediging van zijn persoonsgegevens (artikel 7 en 8 Handvest en artikel 8 EVRM) en anderzijds heeft Google het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie (artikel 11 Handvest, artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet). Met andere woorden: het belang van de verzoeker om via de URL’s niet meer gevonden te kunnen worden, moet worden afgewogen tegen het belang van Google om middels haar zoekmachine een betrouwbaar zoekresultaat te produceren en haar publiek van informatie te voorzien.

4. Privacybelang weegt niet op

De rechtbank oordeelt in dit geval ten nadele van de verzoeker. Volgens de rechtbank heeft de verzoeker niet of onvoldoende aangetoond dat de URL’s in de zoekresultaten niet waar, irrelevant of bovenmatig zijn en dat zijn privacybelang zwaarder weegt dan het publieke belang van vindbaarheid van de webpagina’s en het belang van Google om deze pagina’s vindbaar te blijven houden. Wat de rechtbank vooral in dit specifieke geval van belang acht is het feit dat de gewraakte artikelen mede tot stand zijn gekomen doordat de eiser zelf naar de media was gestapt.

5. Publieke belangstelling opgezocht

Aldus heeft hij in een zekere zin de publieke belangstelling opgezocht. Tot slot geeft de rechter de verzoeker nog een veeg uit de pan door aan te geven dat wanneer hij een inhoudelijke toetsing van de krantenartikelen wenst hij zich zal moeten richten tot de webredacteurs zelf dan wel een civiele procedure moet starten omtrent de onrechtmatigheid van het artikel. De Wet Bescherming persoonsgegevens leent zich niet om een dergelijke procedure te omzeilen.

Toetsingskader

Deze uitspraak van de rechtbank geeft niet alleen goed weer hoe het mogelijk is publicaties van het internet te verwijderen dan wel af te schermen, maar ook wanneer een dergelijk verzoek kans van slagen heeft. Al met al rust er op de verzoeker een behoorlijke bewijslast om aan te tonen dat zijn individuele privacybelang zwaarder weegt dan het publieke belang.

Bron(nen):

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.