Wanneer is opruiing strafbaar?

Op 4 mei 2024 verscheen in de media het bericht dat een 41-jarige rapper was aangehouden omdat hij opruiende berichten op sociale media zou hebben geplaatst over de Nationale Dodenherdenking op de Dam. Hij zou hebben opgeroepen te schreeuwen tijdens de twee minuten stilte. Naar aanleiding hiervan staan we in dit blog stil bij de vraag wanneer sprake is van strafbare opruiing en welke straffen hierop staan. 

1. Wat wordt verstaan onder opruiing?

Artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bepaalt het volgende over opruiing:

1. Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.

2. Indien het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.

Op basis van artikel 131 Sr wordt opruiing beschouwd als het aanzetten tot iets ongeoorloofds dat naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert. Of er sprake is van een opruiende uitlating hangt onder meer af van de bewoordingen en de context waarin de uitlating is gedaan.

Verder is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad op de opruiing en dus de bedoeling had om aan te zetten tot het plegen van een strafbaar feit of dat verdachte het risico dat iemand dat zou kunnen doen op basis van de uitlating op de koop heeft toegenomen.

Het is niet nodig dat het strafbare feit waartoe wordt aangezet ook daadwerkelijk wordt gepleegd. Vereist is verder dat de uitlating in het openbaar is gedaan en dat deze uitlating mondeling of bij geschrift of afbeelding is gedaan.

Er dient volgens vaste rechtspraak dan ook voldaan te worden aan de volgende vier vereisten (bijv. rechtbank Den Haag 28 september 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10502):

  1. Aanzetten tot een strafbaar feit: er moet aangezet worden tot een strafbaar feit hoewel dat feit niet hoeft te volgen.
  2. Opzet: de verdachte moet opzet hebben op het aanzetten tot een strafbaar feit en op het doen van deze uitlating in het openbaar.
  3. Openbaarheid: de uitlating moet openbaar zijn gedaan of het publiek moet daarvan op de hoogte kunnen raken.
  4. Mondeling, bij geschrift of afbeelding: de uitlating dient mondeling, bij geschrift of een afbeelding te zijn gedaan.

Hierna gaan we nader in op deze vereisten.

2. Wat zijn de vereisten voor opruiing?

2.1. Aanzetten tot een strafbaar feit

Het eerste vereiste is dat er aangezet moet zijn tot iets ongeoorloofds. Dit ongeoorloofde moet een naar Nederlands recht strafbaar feit zijn. Uit feiten en omstandigheden moet kunnen worden afgeleid dat voldoende duidelijk is dat indien datgene waartoe wordt opgeroepen daadwerkelijk wordt uitgevoerd, dit een strafbaar feit zou opleveren.

Opruiing kan op directe of indirecte wijze plaatsvinden. Opruiing is niet het dwingen van iemand tot het plegen van een (strafbaar) feit, maar het opwekken van de gedachte aan enig feit, het trachten de mening te vestigen dat dit feit noodzakelijk of wenselijk is en het verlangen op te wekken om dat feit te bewerkstelligen.

Het gaat volgens de rechtspraak dus om een zodanige voorstelling van de wenselijkheid of noodzakelijkheid dat deze geschikt is om de overtuiging daarvan bij anderen op te wekken. Opruiing kan de vorm van een verzoek of een aansporing aannemen of in een imperatieve vorm (lees: gebiedende wijs) worden gegoten. Opruiing is reeds voltooid als de uitlating door de opruier is gedaan. Het is niet nodig dat het feit waartoe wordt aangezet ook daadwerkelijk wordt gepleegd. Evenmin is nodig dat komt vast te staan dat redelijkerwijs waarschijnlijk is te achten dat het strafbare feit, waartoe is opgeruid, zal plaatsvinden.

De vraag of de verdachte heeft aangezet tot iets ongeoorloofds kwam nadrukkelijk aan de orde in een zaak waarin de rechtbank Den Haag op 28 september 2021 uitspraak deed. In die zaak had de verdachte op zijn Twitteraccount de volgende teksten geplaatst:

  1. “Vandaag in Palestina weer tientallen jonge mensen door kogels van de zionistische bezettingsmacht vermoord. Het wordt druk in het paradijs.”
  2. “Moge Allah swt de zionisten vernietigen” met een emoji van een vuist en een emoji van vuur.
  3. “May Allah swt destroy the zionists.”
  4. “May Allah swt guide or destroy the enemies of the islam” met een emoji van vuur.

De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van opruiing vanwege het gebruik van het woord ‘vernietigen’ of ‘destroy’ in de context van berichtgeving op Twitter over het Joods-Palestijnse conflict. Deze woorden moeten in deze context worden opgevat als een aanmoediging om geweld te gebruiken tegen de in de berichten genoemde zionisten en ‘the enemies of the islam’, aldus de rechtbank.

De rechtbank overweegt als volgt:

De woorden die de verdachte heeft gebruikt, namelijk ‘vernietigen’ en ‘destroy’, zijn concreet gericht op geweld en deze zijn door hem geplaatst op Twitter als reactie op berichten over het gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnen. De bij de uitlatingen geplaatste emoji’s van vuur en een vuist ziet de rechtbank in deze context als symbolen om de oproepen tot het plegen van geweld te illustreren dan wel kracht bij te zetten. De term ‘vernietigen’ is overigens voor wat betreft het aanzetten tot strafbare feiten voldoende feitelijk.

Gelet op de hiervoor genoemde context waarin de uitlatingen zijn gedaan, is de rechtbank van oordeel dat deze, ondanks het gebruik van de woorden ‘Moge Allah’ of ‘May Allah’, niet enkel als smeekbede aan Allah kunnen worden opgevat. Dat overigens met de uitlatingen alleen bedoeld is of kan zijn het vernietigen van zionisten of ‘the enemies of the islam’ op de dag des oordeels, waarbij de emoji van vuur het hellevuur illustreert, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de gebruikte woorden en is gelet op de genoemde context ook niet voor de hand liggend. Evenmin ziet de rechtbank in het enkele gebruik van de term “guide” naast “destroy” zoals in het bericht van 5 januari 2019 is gedaan, aanleiding om deze uitlating anders te beoordelen.

De woorden ‘vernietigen’ en ‘destroy’ zijn volgens de rechtbank dus voldoende concreet gericht op geweld in het bijzonder omdat deze zijn geplaatst als reactie op berichten over het gewelddadige Joods-Palestijnse conflict in combinatie met de geplaatste afbeeldingen van vuur en een vuist.

2.2. Opzet

In de tweede plaats moet sprake zijn van opzet. Opzet ligt volgens de rechtspraak besloten in de delicthandeling ‘opruit’. Degene die opruit hoeft niet te weten dat strafbaar is waartoe hij aanzet. Ook degene die met zijn uitlating willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn uitlating derden zou kunnen bewegen tot het plegen van een strafbaar feit, handelt opzettelijk (in de vorm van voorwaardelijk opzet). Van belang is ook of degene die de uitlatingen doet, de bedoeling heeft om ze ‘in het openbaar’ te brengen.

Of er sprake is van een opruiende uitlating hangt onder meer af van de bewoordingen en de context waarin de uitlating is gedaan. In een zaak waarin de rechtbank Overijssel op 14 juli 2023 uitspraak deed stond een pamflet met een sticker met daarop de tekst ‘Liquideer Rutte Vier’. In deze zaak ging de verdachte vrijuit omdat niet was bewezen dat de verdachte de bedoeling had om aan te zetten tot liquidatie van premier Rutte of specifieke personen van, dan wel het gehele, kabinet.

Daartoe overwoog de rechtbank als volgt:

De rechtbank overweegt dat het woord liquideren in de Nederlandse taal een brede betekenis heeft en voor meerderlei uitleg vatbaar is. Verdachte heeft uitleg gegeven over de context waarin hij het pamflet en de sticker met daarop de tekst ‘Liquideer Rutte Vier’ heeft gebruikt. Verdachte heeft het volgende verklaard over het gebruik van het woord liquideren: “ ik bedoel hiermee uitschakelen, ongedaan maken. Ik bedoel niet met een mitrailleur 76 koppen onderuit maaien. Het was mijn bedoeling dat iedereen de pamfletten zou zien, om mensen wakker te maken en om niet op deze coalitie te stemmen. Ik heb een aversie tegen deze coalitie. Ik heb niet de intentie gehad om iemand aan te zetten om Rutte of het hele kabinet te vermoorden”. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier, mede in het licht van deze verklaring van verdachte, onvoldoende bewijs dat het de bedoeling van verdachte is geweest om met het pamflet en de sticker bewust anderen aan te zetten tot liquidatie van premier Rutte of specifieke personen van, dan wel het gehele, kabinet.

2.3. Openbaarheid

Ten derde is vereist dat de uitlating in het openbaar is gedaan. Dat wil zeggen dat het uiten van opruiende woorden onder zodanige omstandigheden en op zodanige wijze moet plaatsvinden dat deze door het publiek gehoord, gelezen, of gezien kunnen worden.

Door het plaatsen van uitlatingen op bijvoorbeeld social media worden deze in de openbaarheid gebracht. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waarop de teksten zijn weergegeven.

Van een uitlating in het openbaar kan ook sprake zijn als de opruiing plaatsvindt op een niet-openbare plaats. In dat geval dient het wel zo te zijn dat de opruiing onder zodanige omstandigheden gebeurt en op zodanige wijze dat zij tot het publiek is gericht en het publiek daarvan op de hoogte kan raken.

Het feit dat de opruiing enkele personen onder ogen is gekomen wil nog niet zeggen dat de uitlating tot het publiek is gericht en in het openbaar is gedaan. Als redelijkerwijs kan worden verwacht dat een uitlating het publiek onder ogen kan komen, zou er sprake kunnen zijn van opruiing of een poging daartoe.

Vereist is wel dat het opzet van de verdachte (lees: zijn bedoeling) op die openbaarheid gericht was. Met andere woorden de verdachte moet wel de bedoeling hebben gehad dat de opruiing het publiek onder ogen zou komen ofwel dat risico op de koop toe hebben genomen dat dat zou gebeuren.

Als de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de uitlatingen die hij bijvoorbeeld in een chatsessie doet slechts door een klein groepje gelijkgestemden zouden worden gelezen, zijn deze uitlatingen niet in het openbaar gedaan. Om die reden oordeelde het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn uitspraak van 8 november 2023 dat de verdachte vrijgesproken moest worden omdat zijn opruiende tekst met afbeelding in een groepschat op Snapchat was gedeeld met slechts twee andere deelnemers.

2.4. Mondeling, bij geschrift of afbeelding

Ten vierde dient de uitlating mondeling of bij geschrift of afbeelding te zijn gedaan. Daaronder zijn inbegrepen tekstberichten op internet en social media maar ook bijvoorbeeld liederen (rechtbank Den Haag 1 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:14652). Het strafbare feit waartoe wordt opgeruid moet rechtstreeks in de uitlating, zoals een geschrift of afbeelding, zijn aangeduid maar daarbij hoeven niet de woorden van de strafwet te worden gebruikt.

3. Welke straffen staan op opruiing?

3.1. Opruiing algemeen

Op opruiing tot het plegen van een strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag staat in beginsel een strafmaximum van vijf jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vierde categorie (2024: € 25.750).

De hoogte van de straf is afhankelijk van een aantal factoren zoals de vraag of het gaat om de opruiing van één persoon (richtlijn: € 500,- geldboete), of van meerdere personen (richtlijn: 60 uur taakstraf) of de opruiing is gedaan door een persoon met een voorbeeldfunctie (richtlijn: 90 uur taakstraf). De genoemde straffen worden hoger afhankelijk van de mate van recidive.

Andere strafverzwarende omstandigheden volgens het beleid van het openbaar ministerie kunnen onder meer worden gezocht in:

  1. Waartoe wordt opgeruid
  2. Als het delict waartoe is opgeruid is gevolgd
  3. Het ontstaan van rellen/ongeregeldheden n.a.v. de opruiing
  4. Evenement (+ 75%) of voetbal gerelateerd (+ 50%)
  5. Opruiing a.d.h.v. politiek en maatschappelijk beladen kwesties

Lees ook: Vervolgd door justitie? Welke straf kunt u verwachten?

3.2. Opruiing tot terroristisch misdrijf

Op grond van artikel 131 lid 2 Sr wordt de straf verhoogd indien het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt. In dat geval wordt de gevangenisstraf met een derde verhoogd.

Lees ook: Wanneer is sprake van een terroristisch misdrijf?

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.