Beëindiging ouderlijk gezag door de rechter

Het gezag eindigt automatisch als een kind achttien jaar wordt. Maar wat als de ouders voor die tijd niet in staat zijn om voor een kind te zorgen? Aan de hand van een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 23 februari 2021 zal in dit blog de beëindiging van het gezag van de ouders door de rechter besproken worden in een situatie waarbij de kinderen zijn geplaatst bij de oma.

1. De feiten

1.1. Eerdere beschikkingen

De kinderen zijn bij beschikking van de kinderrechter van 13 februari 2012 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling. Het gezin is vanaf dit moment begeleid.

Bij beschikking van de kinderrechter van 22 januari 2015 is de machtiging verleend om de kinderen uit huis te plaatsen.

Vervolgens is op 11 februari 2016 de machtiging verleend de kinderen uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin. Deze machtiging is voor de laatste keer verlengd tot 13 februari 2021.

1.2. De bestreden beschikking

In de beschikking van 25 maart 2020 is, overeenkomstig het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, het gezag van de ouders over de kinderen beëindigd. De gecertificeerde instelling is tot voogdes van de kinderen benoemd.

De ouders verzoeken vernietiging van de bestreden beschikking, primair het inleidend verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af te wijzen en subsidiair de oma te benoemen tot voogdes over de kinderen.

2. Motivering beslissing

2.1. Ontbreken zorg

In januari 2012 concludeerde de Raad voor de Kinderbescherming na onderzoek dat basale zorg, veiligheid en inzicht van de ouders in de behoeften van de kinderen ontbrak. De moeder weigerde hulpverlening, gaf geen openheid van zaken en toonde achterdocht waardoor de hulpverlening is gestagneerd.

2.2. De oma

De zorgen zijn ondanks de begeleiding toegenomen, omdat de ouders vanwege financiële problemen hun woning moesten ontruimen. De kinderen werden hierdoor bij de oma geplaatst en wonen sinds november 2014 bij haar. In januari 2015 heeft de kinderrechter een machtiging tot hun uithuisplaatsing bij de oma verleend.

In oktober 2015 zijn de ouders na een conflict, zonder de gecertificeerde instelling hierover in te lichten, vertrokken naar Turkije. De gecertificeerde instelling besloot in februari 2016 na onderzoek dat het opvoedperspectief bij de oma ligt.

2.3. Verbetering situatie

De situatie verbeterde nadat de ouders in mei 2016 terugkeerden naar Nederland. De kinderen ontwikkelden zich positief bij de oma, de contacten tussen de ouders en de samenwerking tussen de ouders en de gecertificeerde instelling verliepen goed.

2.4. Oordeel in 2017

In februari 2017 oordeelde de Raad voor Kinderbescherming dat het ouderlijk gezag de ontwikkeling van de kinderen niet bedreigde. Redenen hiervoor waren onder andere: de veilige hechting van de kinderen bij de oma, de goede band tussen de kinderen en de ouders, de medewerking van de ouders aan verbetering van hun situatie. In juni 2017 wees de rechtbank het verzoek om een gezagsbeëindigende maatregel, welk verzoek de gecertificeerde instelling had ingediend, dan ook af.

2.5. Terugkeer naar ouders?

De kinderen verblijven na schooltijd tot etenstijd bij de ouders. Verder verloopt de samenwerking tussen de ouders, de oma en de voogdes goed. In hoger beroep hebben zowel de ouders als de oma ter zitting aangegeven dat de kinderen naar hun mening weer bij de ouders kunnen wonen. De oudste twee kinderen hebben ook tijdens het gesprek met de voorzitter verklaard dat zij dit willen.

2.6. Verklaring ouders

Het blijkt dat de ouders en kinderen regelmatig over een mogelijke terugkeer praten. Ook de voogdes heeft opgemerkt dat de ouders, oma en kinderen regelmatig vragen wanneer de kinderen weer bij de ouders gaan wonen. De ouders hebben ter zitting verklaard dat zij geen hulp nodig hebben bij de opvoeding van de kinderen. Het feit dat hun woning te weinig ruimte biedt voor een permanent verblijf van de kinderen is volgens de ouders het enige dat aan thuisplaatsing in de weg staat.

3. Oordeel hof

3.1. Geen verandering

Het hof overweegt dat de kinderen in 2014 bij de oma zijn geplaatst, omdat de ouders toen niet in staat waren voor hen te zorgen. De ontwikkeling van de kinderen werd ernstig bedreigd en hulpverlening aan de ouders heeft toen geen verandering gebracht.

In februari 2016, nadat de ouders naar Turkije waren vertrokken, is besloten dat het opvoedperspectief ligt bij de oma. Er is geen verschil gebleken met de situatie ten tijde van de uithuisplaatsing van de kinderen. Hieruit wordt geconcludeerd dat de ouders ook nu niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van de kinderen te dragen

3.2. Ernstig in ontwikkeling bedreigd

De vraag of hulpverlening aan de ouders in dit stadium zou helpen, is niet aannemelijk nu de ouders zelf vinden dat zij geen hulp nodig hebben als de kinderen weer bij hen geplaatst zouden worden. Hierdoor is voldoende aannemelijk dat de kinderen bij terugplaatsing bij de ouders ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.

3.3. Opvoedperspectief onzeker

De oma biedt de kinderen al zes jaar de noodzakelijke structuur en stabiliteit. Echter, is het opvoedperspectief nog onzeker voor de ouders, oma en kinderen, nu zij ervan uitgaan dat thuisplaatsing bij de ouders nog tot de mogelijkheden behoort.

3.4. Verschil met eerdere afwijzing

Tot zover is er een verschil met de situatie in 2017 toen de rechtbank het verzoek tot de gezag beëindigende maatregel afwees. Bij een jaarlijkse verlenging van de maatregel van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing blijft de onzekerheid over het opvoedperspectief bestaan. De ouders hebben tegen die verlenging geen bezwaar gemaakt. Het belang van de kinderen is hiermee niet gediend.

3.5. Duidelijkheid vereist

Er moet duidelijkheid bestaan over het opvoedperspectief bij de oma. Ook moet, met het oog op verdere evenwichtige ontwikkeling, de continuïteit van hun opvoedsituatie gewaarborgd zijn. De jaarlijkse verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is niet meer op zijn plaats, aldus het hof.

3.6. Beëindiging huidige maatregelen?

De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzocht of beëindiging van deze maatregelen tot de mogelijkheden behoort, maar kwam tot de conclusie dat dit niet kan. Ook het hof deelt dit standpunt.

3.7. Beschikking bekrachtigd

Het hof toetst vervolgens de situatie aan de wet. Aan de hand van artikel 1:266 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder beëindigd worden indien:

a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.

Op grond hiervan komt het hof tot de conclusie dat de beschikking van de rechtbank bekrachtigd dient te worden nu aan de voorwaarden voor de beëindiging van het gezag (artikel 1:266 lid 1 sub a BW) is voldaan. De inbreuk op het recht op familieleven (artikel 8 EVRM) is gerechtvaardigd, omdat het noodzakelijk is in het belang van de kinderen.

3.8. Voogdes

Het hof oordeelt dat benoeming van een onafhankelijke instantie, zoals de gecertificeerde instelling, geschikt is. De oma ondersteunt de wens tot terugplaatsing van de kinderen bij de ouders, maar het moet in het belang van de kinderen helder zijn dat zij verder zullen opgroeien bij oma.

3.9. Belang contact tussen ouders en gezin

De Raad voor de Kinderbescherming geeft aan dat het voor de ontwikkeling van de kinderen belangrijk is dat het contact tussen de ouders en kinderen blijft. Voor de ouders zal passende ondersteuning ingezet worden om het contact te optimaliseren. De samenwerking zal dus in het belang van de kinderen worden voortgezet nu dit ook aansluit bij de behoeften van de ouders en de oma.

4. Conclusie

4.1. Beëindiging gezag

Het gezag kan door de rechter beëindigd worden als ouders het gezag misbruiken of als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouders niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. In de besproken uitspraak is het gezag van de ouders beëindigd door de rechtbank welke uitspraak door het hof bekrachtigd (bevestigd) is.

4.2. Ernstige bedreiging ontwikkeling

Het hof oordeelt namelijk dat er geen verschil is gebleken met de situatie ten tijde van de uithuisplaatsing van de kinderen. Geconcludeerd wordt dat de ouders ook nu niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van de kinderen te dragen. Daarnaast oordeelt het hof dat de ouders de noodzaak van de hulpverlening niet inzien. Het is daarom voldoende aannemelijk dat de kinderen bij terugplaatsing ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.

4.3. Opvoedperspectief

Ondanks het feit dat de oma al 6 jaar de noodzakelijke structuur en stabiliteit biedt, is het opvoedperspectief toch onzeker voor de ouders, oma en de kinderen. Zij denken immers dat thuisplaatsing nog mogelijk is.

Bij een jaarlijkse verlenging van de maatregel van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing blijft de onzekerheid over het opvoedperspectief bestaan, terwijl er juist duidelijkheid over het opvoedperspectief bij de oma moet bestaan. De continuïteit van de opvoedsituatie moet gewaarborgd zijn.

Het hof bekrachtigt dan ook de beschikking waartegen beroep was ingesteld en oordeelt dat benoeming van een onafhankelijke instantie, zoals de gecertificeerde instelling, geschikt is.

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.