Wat kunt u doen als het OM niet wil vervolgen?

U heeft aangifte gedaan van een strafbaar feit. De politie heeft deze doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie (OM), maar vervolgens krijgt u een brief dat het OM de verdachte niet gaat vervolgen. Wat kunt u in dat geval doen?

Vervolgingsmonopolie

In Nederland bepaalt het OM welke strafbare feiten het voor de strafrechter wil brengen. Deze vervolgingsbeslissing wordt genomen door de officier van justitie. Het is in principe dan ook de officier van justitie die besluit om de verdachte wel of niet te vervolgen of de zaak af te doen met een strafbeschikking.

Indien u vindt dat de zaak voor de rechter moet komen voor een rechtvaardige behandeling dan kunt u een klachtprocedure beginnen bij het gerechtshof. Deze procedure is vastgelegd in de artikelen 12 en verder van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en wordt daarom wel de artikel 12 Sv-procedure genoemd.

Artikel 12 Sv-procedure

Artikel 12 lid 1 Sv bepaalt het volgende: “Wordt een strafbaar feit niet vervolgd, de vervolging niet voortgezet, of vindt de vervolging plaats door het uitvaardigen van een strafbeschikking, dan kan de rechtstreeks belanghebbende daarover schriftelijk beklag doen, bij het gerechtshof, binnen het rechtsgebied waarvan de beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging is genomen, dan wel de strafbeschikking is uitgevaardigd.”

Vier eisen

De wet stelt in beginsel een viertal eisen voor de behandeling van het beklag door het gerechtshof:

  1. Het beklag kan alleen worden ingesteld door een rechtstreeks belanghebbende.
  2. Er moet sprake zijn van een beslissing tot niet (verdere) vervolging van een strafbaar feit of van uitvaardiging van een strafbeschikking.
  3. Het beklag dient schriftelijk te zijn gedaan.
  4. Het beklag dient gedaan te worden bij het gerechtshof dat gelegen is in het rechtsgebied waar die beslissing tot niet (verdere) vervolging of uitvaardiging van een strafbeschikking is gedaan.

De procedure

Artikel 12 Sv is een controlemechanisme op het vervolgingsmonopolie dat de officier van justitie heeft. Binnen deze beklagprocedure wordt de vervolgingsbeslissing van het OM getoetst. Hiermee kan de rechtstreeks belanghebbende bereiken dat de zaak alsnog aan de strafrechter wordt voorgelegd.

Formele gronden

Voordat de zaak door het hof inhoudelijk in behandeling wordt genomen, toetst het hof eerst een aantal formele gronden zoals de bevoegdheid van het hof en de ontvankelijkheid van de klager. Zo moet het gerechtshof gelegen zijn in het rechtsgebied waarvan de beslissing door het OM is genomen. Verder dient de klager zelf een direct belang te hebben bij de beklagprocedure, zoals bijvoorbeeld het slachtoffer of de ouder van een overleden slachtoffer.

Termijnen

Daarnaast toetst het hof of door de klager geen termijnen zijn verzuimd als bedoeld in de artikelen 12k en 12l Sv. Deze artikelen komen er op neer dat het beklag binnen drie maanden gedaan moet worden nadat de belanghebbende bekend is geworden met de beslissing tot niet (verdere) vervolging of uitvaardiging van de strafbeschikking.

Inhoud

Vervolgens toetst het hof de vervolgingsbeslissing van de officier van justitie. Het gerechtshof bepaalt niet of het strafbare feit ook daadwerkelijk is gepleegd. Het hof toetst of het feit op zich voldoende bewijsbaar is om door de rechtbank te laten beoordelen en of het algemeen belang gediend is bij die vervolging.

Hoe sterker het het bewijs dat het feit is gepleegd of gepleegd zou kunnen zijn en hoe ernstiger het misdrijf is, des te groter is de kans dat het hof het beklag honoreert en het OM opdraagt om alsnog te vervolgen.

Andere betrokkenen

Vervolgens zal het OM een advies uitbrengen over de wenselijkheid van (verdere) vervolging en zal het hof, indien nodig, de klager en de persoon waarvan de vervolging wordt verlangd (de beklaagde) horen.

Beslissingen van het hof

Het hof kan het beklag op verschillende wijzen afdoen en dus verschillende soorten beslissingen nemen met verschillende gevolgen. We bespreken hierna de drie belangrijkste beslissingen.

1. Afdoen zonder onderzoek

Indien de klager kennelijk niet-ontvankelijk of het beklag kennelijk ongegrond is, doet het hof een beklag af zonder nader onderzoek (artikel 12c Sv). Dat betekent dat het hof het beklag ongegrond verklaart of de klager niet-ontvankelijk verklaart waarmee de beklagprocedure eindigt en het beklag niet inhoudelijk wordt beoordeeld.

2. Weigering op grond van algemeen belang

Het hof kan verder een bevel tot vervolging weigeren op grond van het algemeen belang (artikel 12i lid 2 Sv).

3. Bevel tot vervolging

Tot slot kan het hof de wens van de klager inwilligen en daarom een bevel tot (verdere) vervolging uitvaardigen (artikel 12i lid 1 Sv). Het OM is gebonden aan dit bevel.

Middelen bij een afwijzende beschikking

Geen gewoon rechtsmiddel

Tegen een afwijzende vervolgingsbeschikking van het hof staat geen gewoon rechtsmiddel open (artikel 445 Sv).

Nieuw beklag

Na een afwijzende beschikking staat het de klager nog wel vrij om opnieuw beklag te doen bij het hof. De klager zal dan nieuwe feiten en omstandigheden moeten aandragen waaruit blijkt dat alsnog (verder) vervolgd zou moeten worden.

Cassatie in het belang der wet

Ook is zogeheten cassatie in het belang der wet mogelijk. Dit middel wordt gebruikt wanneer de beantwoording van een rechtsvraag door de Hoge Raad in het algemeen belang wenselijk is.

De procureur-generaal kan dan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, bij de Hoge Raad een cassatieberoep in het belang der wet instellen (artikel 78 lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie). Cassatie in het belang der wet heeft echter geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen.

Voorbeelden

1. Vervolging doodslag/moord na artikel 12 Sv-procedure

De praktijk laat zien dat het nuttig kan zijn om het hof te vragen om een bevel uit te vaardigen aan het OM om een strafbaar feit alsnog te vervolgen.

Zo heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 maart 2017 een beschikking gewezen naar aanleiding van een klacht over het uitblijven van strafvervolging. De klacht richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie om de beklaagde niet te vervolgen ter zake van (medeplichtigheid aan) moord dan wel doodslag. De klager is belanghebbende omdat het slachtoffer zijn, weliswaar niet biologische, dochter was.

De advocaat-generaal in deze zaak volgt het standpunt van de officier van justitie, namelijk dat de klacht dient te worden afgewezen wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. In de aangifte van de klager verklaart de klager echter dat hij het uitgesloten acht dat het slachtoffer zichzelf iets aangedaan heeft en dat hij ervan overtuigd is dat beklaagde, de moeder van het slachtoffer, betrokken is geweest bij haar dood.

Op 29 november 2016 ontving het hof de resultaten van een in zijn opdracht uitgevoerd onderzoek naar de mogelijke toedracht van het overlijden van het slachtoffer. Hoewel het hof de ook door de onderzoekers toegegeven noodzakelijkerwijs beperkte opzet van het onderzoek onderkent, wil dat niet zeggen dat aan dit onderzoek geen enkele zeggingskracht kan worden toegekend. Uit het dossier lijkt geen andere redelijke verklaring voor de val van het slachtoffer naar voren te komen dan een levensdelict (doodslag of moord) zodat dit scenario door het hof als het meest waarschijnlijke scenario wordt beschouwd.

Naar het oordeel van het hof is er derhalve een redelijk vermoeden dat beklaagde betrokken is geweest bij de dood van het slachtoffer en vergt het openbaar belang, nu het hier gaat om een zeer ernstig misdrijf dat de rechtsorde heeft geschokt, dat beklaagde alsnog wordt vervolgd.

2. Niet eens met de inhoud van de dagvaarding

In het arrest Zeeuwse motorrijder werd door de procureur-generaal in het belang der wet cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. Het ging hier om het feit dat het OM beklaagde niet heeft willen dagvaarden ter zake van het misdrijf van artikel 287 Sr (doodslag), maar slechts ter zake van het lichtere misdrijf van artikel 36 Wegenverkeerswet, dan wel verkeersovertredingen.

Het hof had beslist dat er geen sprake is van een situatie waarbij artikel 12 Sv van toepassing zou zijn. Het hof was namelijk van mening dat artikel 12 Sv alleen toegepast kan worden wanneer een strafbaar feit niet wordt vervolgd of de vervolging niet wordt doorgezet. Dit leidde tot de conclusie dat het beklag niet-ontvankelijk werd verklaard door het hof.

Volgens de Hoge Raad strekt artikel 12 Sv er toe om aan degene die in zijn belangen rechtstreeks is getroffen de mogelijkheid te bieden om een bepaalde vervolgingsbeslissing van het OM aan rechtelijke controle te onderwerpen. De Hoge Raad stelt dat er onvoldoende recht aan de strekking van artikel 12 Sv wordt gedaan indien het hof niet kan toetsen welk strafbaar feit ten laste gelegd zou moeten worden.

Voorts oordeelt de Hoge Raad dat het hof een volledige toetsingsbevoegdheid heeft. Het hof dient namelijk, indien het hof daar redenen toe ziet, de beslissing te nemen die eigenlijk door de officier van justitie genomen had moeten worden. De Hoge Raad oordeelt dat onder deze beslissing tevens de keuze voor een bepaald strafbaar feit valt en dat het hof derhalve kan bepalen welk strafbaar feit opgelegd moet worden. De Hoge Raad vernietigt daarom het arrest van het hof.

Bron(nen):

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.