Weigering islamitische echtscheiding: voortdurende onrechtmatige daad?

In dit blog bespreken we een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2022. Het gaat hier om een zaak waarin de medewerking tot een religieuze scheiding wordt gevorderd door de vrouw. De rechter heeft de vorderingen afgewezen op grond van verjaring. In dit blog gaan we dieper in op de kwestie van verjaring, in het bijzonder de verjaring van een zogeheten voortdurende onrechtmatige daad.

1. Wat is er verzocht?

In deze zaak gaat het om een man en vrouw die in Pakistan in het huwelijk zijn getreden. De rechtbank Rotterdam heeft in 2010 de echtscheiding tussen beiden uitgesproken. Volgens de vrouw leefden zij sinds 2008 apart van elkaar en zou zij ook verschillende stappen hebben ondernomen om de beëindiging van het huwelijk te laten registreren in Pakistan. De vrouw stelt dat zij schade lijdt door de weigering van de man om medewerking te verlenen aan de ontbinding van het huwelijk naar sjiitisch recht. Zij meent dat zij het slachtoffer zou zijn van zogeheten huwelijkse gevangenschap.

Lees ook: Enkele kanttekeningen bij de Wet Huwelijkse gevangenschap

1.1. Vordering medewerking islamitische echtscheiding

De vrouw stelt dat de man hierdoor onrechtmatig handelt jegens haar. De vrouw vordert dan ook de man te veroordelen tot medewerking aan het bewerkstelligen van de echtscheiding naar islamitisch recht, oftewel een religieuze scheiding. Daarbij vordert ze een dwangsom van € 1.000,- te verbinden aan de veroordeling voor elke keer dat de man de veroordeling niet nakomt.

Lees ook: Islamitische scheiding via de Nederlandse rechter?

1.2. Bruidsgave, lijfsieraden en levensonderhoud

Ze vordert verder een bedrag van € 6.000 betreffende de bruidsgave en dat haar lijfsieraden en spullen terug worden gegeven. Ten slotte vordert ze een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud voor de duur van drie maanden. In dit blog gaan wij dieper in op de vordering tot medewerking aan het bewerkstelligen van de religieuze scheiding.

Lees ook: Wat te doen met de islamitische bruidsgave?

Lees ook: Wie heeft recht op de bruidsgave na echtscheiding?

2. Hoe kijkt de tegenpartij hiertegen aan?

De man verzoekt de rechter om de vorderingen van de vrouw af te wijzen en heeft daar verschillende argumenten voor.

2.1. Vorderingen verjaard

De man beroept zich op verjaring van de verschillende vorderingen. Ten aanzien van de onrechtmatige daad beroep de man zich op verjaring van de vordering op grond van onrechtmatige daad. Ook ten aanzien van de vordering betreffende de bruidsgave beroept de man zich op verjaring namelijk verjaring van de vordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst. De artikelen die de grondslag hiervoor vormen zijn artikel 3:310 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 3:307 BW.

Lees ook: Wat u moet weten over verjaring

2.2. Nieuw ontbinding onmogelijk

De man stelt bovendien dat het huwelijk al is ontbonden in de vorm van een zogeheten ‘khula-scheiding’ (ook wel: khul‘-scheiding). Dat is kort gezegd een islamitische echtscheidingsvorm op initiatief van de vrouw. Doordat het huwelijk islamitisch gezien reeds is geëindigd door deze khul‘ kan het islamitische huwelijk van partijen niet nogmaals worden ontbonden op grond van een zogeheten talâq, de islamitische echtscheidingsvorm op initiatief van de man. In het kader van die khul’ zijn bovendien alle rechten, voor zover nodig, reeds afgewikkeld.

Lees ook: Gevolgen van een islamitisch huwelijk

3. Wat houdt verjaring in?

Vorderingen kunnen verjaren. Verjaring houdt in dat na het verstrijken van de verjaringstermijn een vordering niet meer in het kader van een gerechtelijke procedure kan worden afgedwongen. Hoe langer vorderingen kunnen worden ingesteld, hoe groter de kans bestaat dat bijvoorbeeld bepaalde bewijsstukken vergeten worden. Verjaringstermijnen gelden dus in het kader van de rechtszekerheid. In de gevallen dat de wet geen specifieke verjaringstermijn bepaalt, geldt een algemene verjaringstermijn van twintig jaar.

3.1. Verjaring onrechtmatige daad

Artikel 3:310 BW bepaalt een verjaringstermijn van vijf jaar, de zogeheten subjectieve verjaringstermijn. Dit artikel gaat over rechtsvorderingen tot vergoeding van schade of betaling van een boete. Hierbij begint de termijn van vijf jaar te lopen de dag nadat de benadeelde met de schade bekend is geworden en met de aansprakelijke persoon. Maar in ieder geval verjaart de vordering door verloop van twintig jaar na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt of de boete opeisbaar is geworden, de zogeheten absolute verjaringstermijn of twintigjaarstermijn.

Lees ook: Kun je de absolute verjaringstermijn stuiten?

3.2. Verjaring nakoming verbintenis

Artikel 3:307 BW bepaalt ook een specifieke verjaringstermijn. Dit artikel gaat over rechtsvorderingen tot nakoming van een verbintenis zoals een overeenkomst. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van vijf jaar en deze begint te lopen de dag nadat de vordering opeisbaar is geworden.

3.3. Stuiting verjaring

In veel gevallen kunnen verjaringstermijnen worden gestuit. Stuiting is het afbreken van een lopende termijn. De verjaringstermijn wordt hierbij verlengd. Stuiting kan op verschillende manieren plaatsvinden, bijvoorbeeld door een schriftelijke aanmaning of mededeling hiervan. De manier waarop de stuiting plaats dient te vinden, hangt af van de aard van de vordering.

Lees ook: Wat u moet weten over verjaring

4. Hoe zit het met de voortdurende onrechtmatige daad?

Een heel belangrijke vraag bij verjaring is wanneer de verjaringstermijn start. Wanneer een onrechtmatige daad bijvoorbeeld niet eindigt en zich dus over een langere tijdsperiode uitstrekt, kan er sprake zijn van een voortdurende onrechtmatige daad. In dat geval kan het zo zijn dat de verjaringstermijn elke dag opnieuw start.

4.1. Voortdurende onrechtmatige daad

Voor de verjaringstermijn van vijf jaar zullen voortdurende onrechtmatige daden in beginsel niet te veel problemen opleveren. Een schadevergoedingsvordering verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, zoals artikel 3:310 lid 1 BW bepaalt. Dit moment van aanvang zal niet veranderen als er sprake is van een voortdurende onrechtmatige daad.

4.2. Herhalende zelfstandige onrechtmatige daad

Het kan anders liggen wanneer er sprake is van een voortdurende onrechtmatige daad die iedere dag opnieuw een zelfstandige onrechtmatige daad oplevert. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 4 mei 2018 bepaald dat onrechtmatig handelen kan voortduren, iedere dag opnieuw. In dit arrest ging het om een Europese richtlijn die niet juist was geïmplementeerd in het nationale recht, waardoor de Staat onrechtmatig handelde. De richtlijn moest juist worden toegepast en zolang dit niet gebeurde leverde dat volgens de Hoge Raad iedere dag opnieuw een zelfstandige onrechtmatige daad op. De verjaringstermijn van vijf jaar begint daardoor elke dag weer opnieuw te lopen.

4.3. Gevolgen absolute verjaringstermijn

Het gevolg daarvan is dat de vordering wegens onrechtmatige daad in dat geval niet na vijf jaar verloopt. Een voortdurende onrechtmatige daad waarbij iedere dag opnieuw een zelfstandige onrechtmatige begint, heeft ook gevolgen voor de aanvang van de verjaringstermijn van twintig jaar. Hierover oordeelde de Hoge Raad in een ander arrest dat het voortdurende karakter van een schadeveroorzakende gebeurtenis met zich meebrengt, dat die gebeurtenis niet tot een bepaald moment kan worden herleid. Daardoor bestaat onzekerheid  over de aanvang van de twintigjaarstermijn. De Hoge Raad oordeelde dat deze verjaringstermijn pas aanvangt wanneer de voortdurende gebeurtenis tot zijn einde komt.

5. De beslissing van de rechtbank Rotterdam

De rechtbank oordeelt in deze kwestie dat het verweer van de man dat de vordering wegens onrechtmatige daad is verjaard, slaagt. Hierna bespreken we hoe de rechtbank tot haar oordeel is gekomen.

5.1. Verjaring onrechtmatige daad

Zoals hiervoor aangegeven gaat de verjaringstermijn van vijf jaar lopen vanaf het moment dat een benadeelde partij bekend is geworden met de schade en met de aansprakelijke partij. Volgens de rechtbank is de termijn van vijf jaar gaan lopen vanaf december 2008, namelijk het moment dat de vrouw wist dat zij door de weigering tot medewerking van de man schade zou lijden.

5.2. Verjaring nakoming verbintenissen

Ten aanzien van de bruidsgave geldt dat de verjaringstermijn van vijf jaar gaat lopen vanaf het moment dat de vordering opeisbaar is geworden. De rechtbank acht dat de datum waarop de huwelijksakte is opgemaakt, zijnde 5 augustus 2006, het moment is waarop de vordering opeisbaar is geworden en dus het moment dat de verjaringstermijn is gaan lopen.

5.3. Vrouw: herhalende zelfstandige onrechtmatige daad

De vrouw stelt dat de weigering tot medewerking van de man een voortdurende onrechtmatige daad is. Daarnaast stelt zij zich op het standpunt dat de weigering om de beëindiging van het huwelijk te registreren in Pakistan iedere dag een zelfstandige onrechtmatige daad oplevert en daarmee de verjaringstermijn iedere dag opnieuw gaat lopen.

5.4. Rechtbank: geen herhalende zelfstandige onrechtmatige daad

De rechtbank oordeelt hierover dat ondanks dat er sprake is van een voortdurende onrechtmatige daad, de verjaringstermijn van vijf jaar aanvangt op de dag waarop de benadeelde bekend is geworden met haar schade en de aansprakelijke partij. Zoals hierboven al aangegeven is deze termijn aangevangen in december 2008 en is de termijn van vijf jaar inmiddels verstreken.

Dit zou anders zijn wanneer er sprake zou zijn van een voortdurende onrechtmatige daad die iedere dag opnieuw een zelfstandige onrechtmatige daad oplevert, zoals ook het geval was in het arrest van de Hoge Raad van 4 mei 2018. Hierover overweegt de rechtbank dat er geen sprake is van een zelfstandige onrechtmatige daad die elke dag opnieuw aanvangt omdat er op de man geen plicht rust, door bijvoorbeeld een gerechtelijk vonnis, om mee te werken aan de religieuze ontbinding van het huwelijk. Indien er wel sprake zou zijn van het niet nakomen van een dergelijke verplichting of de man hiermee in strijd zou handelen dan zou er sprake zijn van een zelfstandige onrechtmatige daad die iedere dag opnieuw begint. Maar dit is niet het geval.

6. Conclusie

De rechtbank Rotterdam oordeelt in deze zaak dus dat de vorderingen van de vrouw zijn verjaard. De vijfjaarstermijn begint immers te lopen de dag nadat de vrouw zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Volgens de rechtbank was dit in december 2008, waardoor de vordering ten aanzien van de onrechtmatige daad verjaard is.

De stelling van de vrouw dat er sprake is van een voortdurende onrechtmatige daad maakt hierin geen verschil. Volgens de rechtspraak zou de aanvang van de verjaringstermijn verschil maken wanneer er sprake is van een voortdurende onrechtmatige daad die iedere dag opnieuw een zelfstandige onrechtmatige daad oplevert. Volgens de rechtbank Rotterdam is er geen sprake van een zelfstandige onrechtmatige daad, omdat op de man geen plicht rust om mee te werken aan de religieuze scheiding, bijvoorbeeld vanwege een rechterlijke veroordeling.

De rechtbank oordeelt hiermee in lijn met het arrest van de Hoge Raad waarin is bepaald dat een zelfstandige onrechtmatige daad die iedere dag opnieuw begint niet verjaart. Maar wanneer er geen sprake is van zo een zelfstandige onrechtmatige daad, dan geldt de aanvang van de subjectieve verjaringstermijn volgens de hiervoor besproken wettelijke verjaringstermijnen.

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.